Argumenteren, tekstdoelen

Herhaling tot nu toe behandelde theorie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling tot nu toe behandelde theorie

Slide 1 - Tekstslide

Subjectieve argumenten hebben over het algemeen meer overtuigingskracht dan objectieve argumenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel bij een betoog?

Slide 3 - Open vraag

Bij subjectieve argumenten ga je na of ze waar zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wat is ook wel een ander woord voor opiniëren (tekstdoel)?

Slide 5 - Open vraag

Mening: Het is niet nodig dat voetbalclubs de politie-inzet rondom wedstrijden zelf gaan betalen.

Argument 1: De politie-inzet kost volgens het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme gemiddeld 40.000 euro per wedstrijd.
A
Argument 1 is feitelijk
B
Argument 1 is waarderend

Slide 6 - Quizvraag

Argument 2: Voetbalclubs doen al heel erg hun best om de veiligheid te waarborgen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 7 - Quizvraag

Tegenargument: Voetbalclubs verdienen genoeg aan tv-rechten. Daar kunnen ze de politie-inzet best zelf van betalen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 8 - Quizvraag

Standpunt: Iedereen zou per direct moeten stoppen met roken.
Argument: Roken is ontzettend slecht voor de gezondheid.
Met welk argument ontstaat een nevenschikkende onafhankelijke argumentatie?

A
Roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten.
B
Roken verhoogt het risico op kanker.
C
Roken kost veel geld.

Slide 9 - Quizvraag

Standpunt: Heel Nederland heeft mogen genieten van het mooie weer.
Argument: 's Ochtends scheen de zon volop.
Argument: 's Middags bleef het 27 graden.
A
Deze argumenten zijn onafhankelijk.
B
Deze argumenten zijn afhankelijk.

Slide 10 - Quizvraag

Standpunt: Je kunt beter geen alcohol drinken.
Argument 1: Het is slecht voor je gezondheid.
Argument 2: Het is slecht voor je lever.
A
Argument 2 is nevenschikkend.
B
Argument 2 is onderschikkend.

Slide 11 - Quizvraag

Welk van de volgende tekststructuren past niet goed bij een beschouwing?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
vraag-antwoordstructuur
C
tijdsstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 12 - Quizvraag

Soorten argumenten
  • feiten
  • onderzoek
  • ervaring (empirisch argument)
  • gevoel of emotie 
  • geloof (persoonlijke overtuiging)
  • normen en waarden
  • vermoedens

Slide 13 - Tekstslide

Tekst
Tekst
Ervaring
Vermoedens
Gevoel of emotie
Tekst
Normen en waarden
Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstaf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient.
Ajax wordt volgens mij dit jaar geen kampioen. Ik kan me niet voorstellen dat dat met deze keeper mogelijk is.
Je moet geld doneren voor slachtoffers van de aardbeving. We kunnen deze mensen niet in de kou laten staan.
Je kunt rond middernacht beter niet in het stadscentrum komen. Ik ben daar al meer dan eens lastig gevallen door dronken cafébezoekers.

Slide 14 - Sleepvraag