Caesar De bello Gallico VI, 16

Caesar 
De bello Gallico VI, 16, r. 8-13
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Caesar 
De bello Gallico VI, 16, r. 8-13

Slide 1 - Tekstslide

r. 1-7 Waar vonden deze offers plaats?

Slide 2 - Open vraag

Wanneer vonden deze offers plaats?
Geef één eeuw. Schrijf alles voluit.

Slide 3 - Open vraag

Waarom vinden deze offers plaats?

Slide 4 - Woordweb

Wie of wat wordt er geofferd?

Slide 5 - Woordweb

r. 8 Alii immani magnitudine simulacra habent,
Wie zijn alii?
A
Romeinen
B
Germanen
C
alle Galliers
D
niet alle Galliers

Slide 6 - Quizvraag

r. 8-9 quorum contexta viminibus membra vivis hominibus complent.
Wat is waar?

A
Ze vullen poppen met wilgentwijgen
B
ze vullen de poppen met ledematen
C
de poppen hebben geen ledematen
D
de poppen zijn gemaakt van wilgenhout

Slide 7 - Quizvraag

contexta
De onderdelen van de poppen zijn gemaakt van wilgenhout.
de onderdelen van die poppen worden gevuld met levende mensen
viminibus
membra
membra
vivis
hominibus
complent

Slide 8 - Sleepvraag

Waar staat in het Latijn
'van die poppen'?

Slide 9 - Open vraag

r. 9-10 Quibus succensis circumventi flamma exanimantur homines.
Wat is waar?
A
succensis en circumventi zijn beide ablatief
B
succensis en circumventi zijn beide part.praes.
C
succensis is een part.praes. en circumventi part.perf.
D
quibus is onderdeel van een losse ablatief

Slide 10 - Quizvraag

quibus succensis

Slide 11 - Sleepvraag

r. 9-10 Quibus succensis circumventi flamma exanimantur homines.
Wie/wat is quibus?
A
de menselijke offers
B
de poppen
C
de vlammen
D
de ledematen

Slide 12 - Quizvraag

r. 10 Wat is de dominant van circumventi?

Slide 13 - Open vraag

r. 11 Hoe is comprehensi gebruikt?
A
deel van een passieve voltooide tijd
B
verbonden part.
C
gezegde van een losse ablatief
D
zelfstandig

Slide 14 - Quizvraag

r. 10-12 Geef o en gez van de infzin die afhangt van arbitrantur.

Slide 15 - Open vraag

r. 10-12 Supplicia eorum qui in furto aut in latrocinio aut aliqua noxia sint comprehensi gratiora dis immortalibus esse arbitrantur
Wat is waar?
A
goden hebben het liefst onschuldige mensen als offer
B
goden maakt het niet uit welke offers ze krijgen
C
misdadigers vallen het meest in de smaak bij goden
D
misdadigers willen zelf liever geofferd worden

Slide 16 - Quizvraag

r. 10-11 Sleep de stijlfiguren op de juiste plaats.
Hyperbaton
Inversie
Tricolon
In furto aut latrinio aut aliqua noxia
Circumventi flamma exanimantur homines
Circumventi flamma exanimantur homines

Slide 17 - Sleepvraag

r. 12-13 etiam ad innocentium supplicia descendunt.
Wat kun je afleiden uit descendunt?
A
Volgens Caesar zijn de poppen zijn hoog
B
onschuldige mensen verlagen zich niet tot offers
C
Caesar vindt offers minderwaardig
D
Caesar vindt het offeren van onschuldigen niet ok.

Slide 18 - Quizvraag

r. 12 wat wordt bedoeld eius generis?

Slide 19 - Open vraag