Periode 3: Caesar: paragraaf 16

Salvete omnes!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Salvete omnes!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Toetsstof: (onder voorbehoud)
inleiding syllabus, tekst Hunink p. 15-19
paragraaf 13, paragraaf 14, paragraaf 16 in Latijn
paragraaf 17 (t/m r. 6 in Latijn, rest in vertaling) & 18 in vertaling 

Slide 3 - Tekstslide



1 De his eandem fere, 
quam reliquae gentes, 
habent opinionem:
2 Apollinem morbos depellere, 
Minervam operum atque artificiorum initia 3 tradere, 
Iovem imperium caelestium tenere, 
Martem bella regere.




over deze(n) dezelfde bijna
dan overige volkeren
hebben (zij) de mening:
dat Apollo ziektes wegdrijft
dat Minerva van werken en van kunsten de beginselen bijbreng
dat Jupiter de goddelijke hemel bestuurt
dat Mars de oorlog regeert/bestuurt


Slide 4 - Tekstslide


4 Huic, 
cum proelio dimicare constituerunt, 
ea 
quae bello ceperint 
plerumque devovent.


Aan hem,
wanneer zij in/met een strijd/slag te vechten hebben besloten
deze dingen
die zij in oorlog hebben gepakt
meestal wijden (zij) (aan)

Huic, 
              cum proelio dimicare constituerunt, 
ea 
              quae bello ceperint 
plerumque devovent.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video



a. Waarom was Rome een republiek geworden?
b. Hoeveel jaar heeft het geduurd voordat het voortbestaan van de republiek in twijfel werd getrokken?
c. Caesar werd een dictator perpetuo - om welke twee redenen was dit te veel voor de senatoren van de republiek?





d. Wat maakt de deelname aan de samenzwering/moord op Caesar een dilemma voor Brutus?
e. Hoe is de moord op Caesar totaal nutteloos gebleken voor de senatoren die Caesar hebben vermoord gezien de doelen die ze voor ogen hadden?
f. Wat vind jij van Brutus?

Slide 7 - Tekstslide



Vraag 3
Caesar werd dus een dictator perpetuo en is uiteindelijk vermoord omdat hij een bedreiging zou zijn voor Rome.
 Op basis van wat je tot nu toe van Caesar hebt gelezen, over Gallië, over de Druïden: zie je de bedreiging? Citeer een Latijnse zin uit Caesars tekst als bewijs voor je mening.

Slide 8 - Tekstslide




Paragraaf 16



Ik ben benieuwd hoe we vanaf nu over de Galliers en over Caesar gaan denken. :D... 

Paragraaf 16 leent zich goed voor het 'filmische' van het Latijn.

Helft via tekening 'vertalen', helft echt vertalen.
Alles via LessonUp bespreken met vertaling ernaast opdat jullie in het Latijn mee kunnen kijken en kijken of je het Latijn begrijpt 

Toetsvragen als:
wie of wat wordt bedoeld met...? Wat voor redenen zijn er om ... Citeer het Latijn, etc. 

Slide 9 - Tekstslide



1 Natio est omnis Gallorum 
admodum dedita religionibus, 
atque ob eam causam, 
qui sunt 2 adfecti gravioribus morbis 

quique in proeliis periculisque versantur, 
aut pro victimis 3 homines immolant

 aut se immolaturos vovent



Het volk is (in het) geheel van de Galliers
erg overgegeven/toegewijd aan religie, 
en vanwege deze reden
degenen /zij die zijn getroffem door vrij ernstige ziektes
 en zij die in gevechten en gevaren verkeren, ofwel in plaats van offerdieren mensen offeren zij
of dat zij  ze zullen offeren beloven zij.

Slide 10 - Tekstslide



administrisque ad ea sacrificia druidibus4 utuntur, 
quod, pro vita hominis nisi hominis vita reddatur, 

non posse deorum 5 immortalium numen placari arbitrantur, 

publiceque eiusdem generis habent instituta 6 sacrificia.



en als assistenten bij deze offers de druiden 
gebruiken zij
omdat omdat, als er in plaats van het leven van een mens niet van een mens een leven  
wordt gegeven, 
niet kunnen van de onsterfelijke goden de goddelijke wil gunstig kan worden gestemd 
menen zij
en van staatswege van dezelfde soort hebben zij ingesteld offers

Slide 11 - Tekstslide

Salvete omnes!
Wat doen de Galliërs in de naam van religie?
VOLGENS CAESAR mind you (!!!!!!!) 
(= ook strekking van artikel Hunink)

<- Caesar door deze opmerking

Slide 12 - Tekstslide



7 Alii immani magnitudine simulacra habent, 

quorum contexta viminibus membra 

vivis 8 hominibus complent. 

Quibus succensis 

circumventi flamma exanimantur homines.







Maak de tekening verder van 
paragraaf 16, r. 7-8
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide



7 Alii immani magnitudine simulacra habent, 

quorum contexta viminibus membra 

vivis 8 hominibus complent. 

Quibus succensis 

circumventi flamma exanimantur homines.



Anderen/sommigen van reusachtige omvang, beelden hebben,
 waarvan verbonden/gevlochten met wilgentwijgen ledematen
met levende mensen vullen (zij).

Nadat deze beelden in brand zijn gestoken,  

ingesloten door vlammen, sterven de mensen

Slide 14 - Tekstslide







Lijken jullie tekeningen op wat er gebeurde?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


9 Supplicia eorum 
qui in furto 
aut in latrocinio 
aut aliqua noxia
sint comprehensi 
gratiora 10 dis immortalibus esse arbitrantur;

 sed, cum eius generis copia defecit,

 etiam ad 11 innocentium supplicia 
descendunt.




Wat voor soort mensen werden geofferd? 
Wie zijn het meest geliefd bij de goden?
Wat als die soort mensen er niet zijn?
timer
9:09

Slide 17 - Tekstslide


9 Supplicia eorum 
qui in furto 
aut in latrocinio 
aut aliqua noxia
sint comprehensi 
gratiora 10 dis immortalibus esse arbitrantur;

 sed, cum eius generis copia defecit,

 etiam ad 11 innocentium supplicia 
descendunt.


De executies van hen 
die bij diefstal 
of bij een beroving 
of bij een of ander vergrijp 
zijn betrapt
aangenamer voor de onsterfelijke goden zijn menen zij; 
maar wanneer  van deze soort de voorraad is opgeraakt, 
zelfs tot van onschuldige mensen executies gaan zij over / verlagen zij zich

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 17 t/m r. 6 in Latijn
a.d.h.v. vragen zoals op de toets

1. Wie of wat wordt bedoeld met huius (r. 1)? Citeer het Latijn. 
2. Mercurius is op vier vlakken belangrijk voor de Galliërs: citeer de drie Latijnse woorden/tekstelementen uit r. 1-3 die deze vier tekstelementen aangeven. 
3. Welke goden worden bedoeld met his (r. 4)? Geef antwoord in het Nederlands. 
4. Wie/wat wordt/worden bedoeld met ea in r. 7? Citeer het Latijnse tekstelement. 






(zie ook uitgedeelde vertaling voor grotere letters :-))

Van de goden vereren zij vooral Mercurius. Van hem bestaan/zijn er erg veel beelden: hem noemen ze de uitvinder van alle kunsten, hem (noemen ze) de leider van wegen en routes, ze menen dat hij erg grote kracht heeft bij het verdienen van geld en handel. Na hem vereren ze Apollo en Mars en Jupiter en Minerva. Over hen hebben ze meestal dezelfde mening als andere volkeren: dat Apollo ziektes afweert, dat Minerva de beginselen bijbrengt van ambachten en kunsten, dat Jupiter de macht over de hemelingen/goden heeft, dat Mars oorlogen bestuurt. Aan hem wijden ze meestal, wanneer ze hebben besloten in een strijd te vechten, de dingen die ze in de oorlog hebben buitgemaakt:
timer
7:00

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 17 t/m r. 6 in Latijn
a.d.h.v. vragen zoals op de toets

1. Wie of wat wordt bedoeld met huius (r. 1)? Citeer het Latijn. 
2. Mercurius is op vier vlakken belangrijk voor de Galliërs: citeer de drie Latijnse woorden/tekstelementen uit r. 1-3 die deze vier tekstelementen aangeven. 
3. Welke goden worden bedoeld met his (r. 4)? Geef antwoord in het Nederlands. 
4. Wie/wat wordt/worden bedoeld met ea in r. 7? Citeer het Latijnse tekstelement. 


Antwoorden

1.  Mercurium

2. 
1. (omnium) inventorem artium
2.  (viarum atque) itinerum ducem
3. (ad) quaestus pecuniae) mercaturas(que) (habere vim maximam)

3. Apollo, Mars, Jupiter, Minerva

4. quae bello ceperint 



btw: 
hunc... hunc.. hunc... = anafoor
3 elementen in opsomming = trikolon
geen voegwoorden in opsomming = asyndeton

Slide 20 - Tekstslide

Wat wil je de laatste les voor de toets (alleen dinsdag nog les) graag doen / wat heb je van mij nodig om je goed voorbereid te voelen op de toets?

Slide 21 - Open vraag