V5 Thema 4 DNA B4 Translatie

Thema 4 DNA

B4
Translatie en eiwitsynthese

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 DNA

B4
Translatie en eiwitsynthese

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen B4
  • Je kunt beschrijven hoe translatie plaatsvindt

  • Je kunt beschrijven hoe eiwitsynthese plaatsvindt

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen B4 Translatie
- codon/tripletcode
- genetische code
- startcodon
- stopcodons
- translatie
- tRNA
- tRNA-aminozuurcomplex
- anticodon
- bindingsplaatsen A, P, E



- polyribosomen
- release-factor
- PrP-eiwit
- prionen

Slide 3 - Tekstslide

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie

Slide 4 - Quizvraag

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 5 - Sleepvraag

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng

Slide 6 - Quizvraag

Met welk enzym begint transcriptie?
A
RNA polymerase
B
transcriptiefactoren
C
spliceosomen
D
DNA polymerase

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we de niet coderende stukken in DNA?
A
introns
B
exons

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een DNA nucleotide?
A
fosfaatgroep en stikstof base
B
fosfaatgroep, stikstofbase en suikermolecuul
C
OH-groep en fosfaatgroep
D
adenine, guanine, cytosine en thymidine

Slide 9 - Quizvraag

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 10 - Quizvraag

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 11 - Quizvraag

Werkblad DNA

Slide 12 - Tekstslide

transcriptie & translatie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Van DNA naar eiwit

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Enkele feiten

  • Voor één aminozuur worden drie opeenvolgende nucleotiden gebruikt (triplet of codon)
  • Genetische code: de vertaling van nucleotidenvolgorde naar aminozuren met behulp van codons (Binas tabel 71G) 
  • mRNA wordt afgelezen van 5'- naar 3'-uiteinde
  • Elk eiwit start met methionine, op mRNA AUG 5' naar 3'. 
  • De codes UAA, UAG en UGA zijn stopcodons

Slide 17 - Tekstslide

Genetische code (Binas tabel 71G) 

Slide 18 - Tekstslide

soorten RNA
Er zijn 10 soorten RNA.

2 belangrijke voor nu:
- mRNA (messenger-RNA):
instructie voor eiwit)
- tRNA, (transfer-RNA):
dragen aminozuur dat correspondeert met een triplet op mRNA.

Slide 19 - Tekstslide

tRNA
  • Enkelstrengs RNA-molecuul
  • CCA aan 3'-uiteinde kan aminozuur binden
  • Drie nucleotiden vormen anticodon, binden aan  codon mRNA

Slide 20 - Tekstslide

tRNA-molecuul

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Maak opdracht 22 t/m 26

Slide 25 - Tekstslide

Planning vandaag
  • Laatste stukje bs 4 - ribosomen 
  • Oefenen

Slide 26 - Tekstslide

Translatie

Slide 27 - Tekstslide

tRNA-molecuul

Slide 28 - Tekstslide

Ribosoom
  • Koppelen aminozuren aan elkaar tot eiwitten
  • Bestaat uit twee delen:
  • drie tRNA-bindingsplaatsen
  • mRNA-bindingsplaats
  • mRNA afgelezen van 5' naar 3'

Slide 29 - Tekstslide

Ribosomen
Vergelijk met BiNaS 71J

Slide 30 - Tekstslide

Polyribosoom
  • meerdere ribosomen binden hetzelfde mRNA
  • ribosoom klaar met translatie bij stopcodon, bindt direct weer bij startcodon
  • releasefactor zorgt dat aminozuurketen loslaat

Slide 31 - Tekstslide

Eiwitten

  • Worden gemaakt door ribosomen
  • Eiwit gemaakt aan losse ribosomen voor cytoplasmale eiwitten
  • Ribosomen vast aan ER: ruw ER, voor eiwitten die later actief moeten worden
  • Uiteindelijke vorm van eiwitten in Golgisysteem of buiten de cel

Slide 32 - Tekstslide

Eiwitstructuur
  • Primaire structuur: volgorde aminozuren

  • Secundaire structuur: waterstofbruggen tussen NH en COOH groepen van verschillende aminozuren

  • Tertiaire structuur: door o.a. waterstofbruggen en covalente bindingen tussen restgroepen van verschillende aminozuren (bv. zwavelbruggen)

  • Quaternaire structuur: meerdere tertiaire structuren vormen samen een structuur (eventueel met mineralen).



Slide 33 - Tekstslide

Transport van eiwit

  • Van ER snoeren blaasjes af
  • Deze gaan naar het Golgi-systeem
  • Hier krijgen de eiwitten hun juiste vorm
  • Van hier af transport naar juiste plek

Slide 34 - Tekstslide

Eiwit uit cel

  • Moet eiwit uit de cel, dan versmelt blaasje met celmembraan. 
      Dit proces heet exocytose
  • Gaat een eiwit van buiten naar binnen: endocytose

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag
  • Neem zelfstandig de LessonUp - 'herhaling en oefenen DNA' door

Slide 36 - Tekstslide

Maak opdracht 22 t/m 26

Slide 37 - Tekstslide

Maak de oefenopgave

Slide 38 - Tekstslide

Maak de oefentoets 
Eiwitsynthese en RNA

Slide 39 - Tekstslide

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 40 - Open vraag

Eiwit: primaire structuur

=
1
2

Slide 41 - Tekstslide

Eiwit:secundaire structuur

Slide 42 - Tekstslide

Eiwit: tertiaire structuur

Slide 43 - Tekstslide

Eiwit: quaternaire structuur

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link