2mh chapitre 5 (herhaling ontkenning + vragen maken)

Planning du jour
Terugblik + Focusleren
Herhaling ontkenning + vragen maken
Au travail
Français en classe
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning du jour
Terugblik + Focusleren
Herhaling ontkenning + vragen maken
Au travail
Français en classe

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
De ontkenning in het Frans (in schrift)
Zet de zinnen in de goede volgorde + vertaal als je klaar bent.
Let op! Soms krijg je klinkerbotsing, pas aan waar nodig.

1. ne – nous – à la console- pas encore – jouons 
2. ne – pas encore – ont - ils - regardé - le match de foot
3. vous - ne - jamais - avez - nagé
4. c'est - ne - ton stylo - pas
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
De ontkenning in het Frans
1. Nous ne jouons pas encore à la console.
2. Ils n'ont pas encore regardé le match de foot. 
3. Vous n'avez jamais nagé.
4. Ce n'est pas ton stylo.

! de ontkenning van 'c'est' = 'ce n'est pas'

Slide 3 - Tekstslide

Français en classe
timer
5:00
39
Tu es en bonne santé ? 
- Oui, je ne suis jamais malade. 
- Non, je ne fais pas de sport.

Slide 4 - Tekstslide

Aangeven dat je pijn hebt
  • Moi, j'ai mal au ventre.
  • Monsieur Rouge a très mal à la tête.
  • Jean-Pierre a mal à l'oreille.
  • Madame Bleue a mal au cou.
  • Monsieur Jaune a mal à l'épaule.
  • Marc Lenoir a mal au dos.
  • Marie Lablanche a mal à la main.
  • Monsieur Vert a mal à la gorge.
  • Madame Orange a mal au genou.
  • Mathieu a mal au pied.
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Les parties du corps (lichaamsdelen)
Luister naar het lied

Zoek de vertaling van:
  1. twee benen  
  2. een neus  
  3. de spieren  
  4. twee knieën  
  5. twee wangen  
  6. een mond
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vragen maken in het Frans

Slide 8 - Woordweb

où - quand - pourquoi - qui

1...............est-ce qu’il va au collège? Il va au collége à Zwolle.
A
B
quand
C
pourquoi
D
qui

Slide 9 - Quizvraag

où - quand - pourquoi - qui

2 ………… est ton prof d’anglais? C’est madame vd Vecht
A
B
quand
C
pourquoi
D
qui

Slide 10 - Quizvraag

où - quand - pourquoi - qui

3 …………. est-ce que tu vas visiter le docteur ?
J'ai rendez-vous demain à 9 heures.
A
B
quand
C
pourquoi
D
qui

Slide 11 - Quizvraag

Geef aan waar hij/zij last van heeft.
A
pied
B
dos
C
ventre
D
genou

Slide 12 - Quizvraag

Geef aan waar hij/zij last van heeft.
A
pied
B
tête
C
ventre
D
genou

Slide 13 - Quizvraag

Geef aan waar hij/zij last van heeft.

Let op! Vul alleen het ontbrekende woord in.

Slide 14 - Open vraag

Geef aan waar hij/zij last van heeft.

Let op! Vul alleen het ontbrekende woord in.

Slide 15 - Open vraag

Typ het juiste voorzetsel. Kies uit: à la, au, à l'


Slide 16 - Open vraag

Typ het juiste voorzetsel. Kies uit: à la, au, à l'


Slide 17 - Open vraag

Typ het juiste voorzetsel. Kies uit: à la, au, à l'


Slide 18 - Open vraag

1
2
3
4
5
6
les genoux
la tête
le nez
le ventre
le dos
les pieds
la bouche

Slide 19 - Sleepvraag

Au travail

Slide 20 - Tekstslide