Ik haat jou echt met je walgelijke gedrag, je nare stem en je irritante kop.
Slide 9 - Tekstslide
Climax (opsomming)
climax:
steeds sterker wordende serie
Het was een domper, een teleurstelling, een ramp.
Slide 10 - Tekstslide
Anticlimax (opsomming)
anticlimax:
In een serie (reeks) valt de laatste stap tegen
Hij heeft hij een groot huis, een dik horloge, een dure auto en… een lege bankrekening.
Slide 11 - Tekstslide
OVERDRIJVINGEN EN NUANCERINGEN
Slide 12 - Tekstslide
Hyperbool (overdrijving)
Een hyperbolische uitspraak is een extreme overdrijving.
"Snap je het nu nog niet? Ik heb het je al duizend keer uitgelegd!"
Slide 13 - Tekstslide
Eufemisme (nuancering)
d
Slide 14 - Tekstslide
Understatement (nuancering)
Understatement: iets afzwakken
Voorbeeld:
Ronaldo kan een aardig balletje trappen.
Die grote villa kostte een paar centen.
Slide 15 - Tekstslide
Eufemisme en understatement
Een eufemisme verzacht om iets minder pijnlijk te laten klinken.
Een understatement maakt iets opzettelijk kleiner/zwakker.
Eufemisme: Hij is heengegaan (ipv overleden) -> verzachtend
Understatement: Het was niet makkelijk (ipv extreem moeilijk) -> bewust afgezwakt
Eufemisme laat iets minder hard klinken, terwijl een understatement vaak lichte, soms humoristische nuancering is.
Slide 16 - Tekstslide
TEGENSTELLINGEN EN ONTKENNINGEN
Slide 17 - Tekstslide
Antithese (tegenstelling)
Bij een antithese zet je tegengestelde woorden tegenover elkaar zodat ze meer opvallen.
- In een politieserie heb je altijd de goedaardige agent en zijn strenge collega.
Slide 18 - Tekstslide
Paradox (tegenstelling)
Soms lijkt iets een tegenstelling, maar is dat bij nader inzien toch niet zo.
Slide 19 - Tekstslide
Paradox (tegenstelling)
Soms lijkt iets een tegenstelling, maar is dat bij nader inzien toch niet zo.
Slide 20 - Tekstslide
Litotes (ontkenning)
Het ontkennen van het tegenovergestelde (van wat je bedoelt).
Voorbeeld:
Hij woont daar niet onaardig.
Dat is geen slecht idee!
Slide 21 - Tekstslide
Retorische vraag
Een retorische vraag is een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht. Je kan het antwoord zelf namelijk al invullen
Zijn we niet allemaal mensen van vlees en bloed?
Denk je dat je het beter weet?
Slide 22 - Tekstslide
Chiasme
Een chiasme is een kruisstelling: als je de woorden van een chiasme onder elkaar plaatst, zie je een kruis.
Zo herhaal je op een speciale manier een begrip (ABBA).
Dames en heren.
Jongens en meisjes.
Slide 23 - Tekstslide
SPOT
Slide 24 - Tekstslide
Ironie (milde spot)
Je zegt het tegenovergestelde van wat je bedoelt:
'Ideaal strandweertje!'
Slide 25 - Tekstslide
Sarcasme (bijtende spot)
Bij sarcasme is de spot sterker, bijtender dan bij ironie. Iemand wil de ander kwetsen.
‘Goh, je meent het’, als je de ander niet serieus neemt.
Slide 26 - Tekstslide
Cynisme (verbitterde spot)
Bij cynisme is er meer sprake van een houding van wantrouwen tegenover andermans bedoelingen. De geloof in goede bedoelingen is er niet meer.
Bijvoorbeeld:
‘Dacht je echt, dat hij wel iets kan?’
Slide 27 - Tekstslide
f
Herken jij een stijlfiguur?
Slide 28 - Tekstslide
f
Eufemisme: "herverdeling van middelen" = bezuinigingen
Slide 29 - Tekstslide
Beeldspraak
Twee soorten:
Metaforen
Maken van een vergelijking (+ homerische vergelijking)
Metonymia
Niet letterlijk benoemen, maar alternatieven gebruiken
Slide 30 - Tekstslide
Uitleg Metafoor
Een type vergelijking
Belangrijk bij een metafoor:
Beeld (b)
Werkelijkheid (w), soms benoemd als object (o)
Verbindingswoord (v)
Slide 31 - Tekstslide
Uitleg Metafoor
Belangrijk bij een metafoor:
Beeld (b)
Werkelijkheid (w), soms benoemd als object (o)
Verbindingswoord (v)
Jouw buurman is een beer van een vent!
Jouw buurman (w); is (v); beer van een vent (b)
Slide 32 - Tekstslide
4 Metaforen
Vergelijking met een verbindingswoord:
(van, alsof, koppelwerkwoord, als)
Hij is een boom van een kerel.
Slide 33 - Tekstslide
Metafoor
Zuivere metafoor:
Met beeld (b), zonder werkelijkheid (w)
Niemand durft te vechten tegen zo'n kast.
Slide 34 - Tekstslide
Metafoor
Personificatie:
Menselijke eigenschap geven aan een 'ding'
De aarde smacht naar regen.
Slide 35 - Tekstslide
Metafoor
Synesthesie:
2 soorten zintuiglijke waarnemingen (horen, zien, voelen, etc.) worden vergeleken
Een zure geur
Zure (smaken) - geur (ruiken)
Slide 36 - Tekstslide
Metafoor
Vergelijking met verbindingswoord
Ze is een schat (b) van een meid (w)
Zuivere metafoor
Zijn opmerking kwam uit de lucht vallen (b)
Personificatie
De muis aait de muismat
Synesthesie
Schreeuwende kleuren
horen - zien
Slide 37 - Tekstslide
Homerische vergelijking
Bijzonder ver uitgewerkte vergelijking
“Zoals in de bergen een havik, vlugger vliegt dan al wat er vliegt, op een schichtige duif komt gestreken — deze wiekt zijdelings weg, maar de havik, telkens weer stotend, schiet en schiet op haar af met snerpende kreten: zijn vraatzucht spoort hem tot grijpen — zo snelde toen ook Achilles naar voren, vol van begeerte.”
Slide 38 - Tekstslide
Metoniem (Metonymia)
De schrijver benoemt iets niet letterlijk, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft.
"De Kuip schreeuwde na de val van de speler."
'De Kuip' = De supporters in De Kuip.
Slide 39 - Tekstslide
Metafoor en metoniem
Metafoor: wel vergelijking of overeenkomst. Er wordt een beeld geschetst.
Metoniem: geen vergelijking maar detail, eigenschap of kenmerk
Slide 40 - Tekstslide
Metoniem
Veel mensen willen meer blauw op straat (blauw = politie)
Toen hij het veld opkwam, juichte het stadion(stadion = publiek)
Mijn opa heeft een anker op zijn onderarm (anker = een tatoeage van een anker)
Slide 41 - Tekstslide
Spreekwoorden
Vaste uitdrukking
Bevat een algemene waarheid of wijsheid
Advies geven, situaties beschrijven of gedrag aanmoedigen
Voorbeeld: "De appel valt niet ver van de boom."
Slide 42 - Tekstslide
Zegswijzen
Figuurlijk taalgebruik zonder wijsheid of raad. Gebruikt om een punt verduidelijken of een situatie beschrijven.
Vrije vorm. Kan worden veranderd in een zin.
Voorbeeld: "Met de deur in huis vallen."
Of: "Hij valt vaker met de deur in huis."
Slide 43 - Tekstslide
Gezegden
Variant op de zegswijze
Vaste vorm (kan in een zin worden toegevoegd)
Bevat géén werkwoord
Gezegde = zo lelijk als de nacht
Voorbeeld: "De baby is zo lelijk als de nacht."
Slide 44 - Tekstslide
Spreekwoord: Korte en vaste (onveranderbaar) uitspraak. Drukt een bepaalde wijsheid uit in een hele zin. Samenvatting van een situatie met een raad of advies.
Voor de wind is het gunstig zeilen.
Zegswijze: Vrije vorm die kan worden opgenomen in een zin. Situatie wordt beeldend beschreven, zonder wijsheid, raad of advies.
Een koekje van eigen deeg geven
Gezegde: Vaste vorm, zonder werkwoord. Zinstoevoeging.