Bij les 25: lw, zn en ww

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 1 - Quizvraag

Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 3 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 4 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 5 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme

Slide 6 - Quizvraag

Lidwoorden
de kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord:
de, het, een

Slide 7 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
woord dat je in één keer snapt, het kan op zichzelf staan
je kan er een lidwoord voorzetten.

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoorden
Doewoord,
deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat.
Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten.
bekendste vorm: persoonsvorm.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het werkwoord in deze zin:
"De juf kijkt mijn toets na."

Slide 10 - Open vraag

Welke hele werkwoorden vind je in deze zin:
"Ik eet altijd mijn ontbijt op, voordat ik naar school fiets."

Slide 11 - Open vraag