Wat gaan we doen?
Herhalen H.1+2 lezen + start H.3 (+4)
Doel van de les:
het vinden van het (deelonderwerp)+onderwerp in een tekst
In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.
Wat gaan we doen?
Herhalen H.1+2 lezen + start H.3 (+4)
Doel van de les:
het vinden van het (deelonderwerp)+onderwerp in een tekst
Het onderwerp van een tekst
Het eerste deel van een tekst is de inleiding. Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.
Vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een grappig verhaaltje. De inleiding is meestal een aandachtstrekker, die de lezer nieuwsgierig maakt naar de rest van de tekst.
In het middenstuk worden de deelonderwerpen besproken.
Het laatste deel van een tekst is het slot. Hierin wordt het belangrijkste uit de tekst kort herhaald.
Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak een slot. In deze berichten staat het belangrijkste altijd in het eerste deel van de tekst. Het tweede deel geeft extra informatie.
Het middenstuk is het tekstdeel met de meeste alinea’s.
Vaak worden er in het middenstuk verschillende delen
van het onderwerp besproken.
Dit noemen we ?
Bij het onderwerp massamedia passen bijvoorbeeld
de ........................ kranten, radio, televisie en internet
Soms gaat één alinea over één deelonderwerp, soms gaan meer alinea’s over één deelonderwerp.
De belangrijkste informatie over een deelonderwerp staat vaak in de eerste zin van de alinea.
Zo vind je deelonderwerpen
Wil je snel de belangrijkste informatie uit een tekst halen, lees
dan de tekst globaal. Je leest dan de eerste en de laatste zin van de alinea’s.
Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal
te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je
bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea.
De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Om de hoofdgedachte te vinden, moet je precies lezen. Je leest de tekst dan van het begin tot aan het eind goed door.
De hoofdgedachte staat meestal in de inleiding of in het slot.
Soms vind je de hoofdgedachte daar letterlijk, soms moet je zelf een zin formuleren die antwoord geeft op de vraag:
wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 88 Hfdst.3
gezamenlijk maken opdr. 1 t/m 5 blz.87 t/m 92
Neem ook de theorie van Hfds. 1+2 nog even door
Doe je het liever alleen, dan mag dat ook
Maak groepjes van 4 en geef jezelf een nummer 1 t/m 4.
Ga zover mogelijk bij een ander groepje vandaan zitten!
Jullie maken gezamenlijk de opdrachten 1 t/m 5 blz. 87 t/m 92
HOE? Iedere leerling leest om beurten 1 alinea voor en de andere leerlingen lezen in stilte mee.
Nummers 1 beginnen met voorlezen van tekst 1 alinea 1,
nummer 2 gaat verder met alinea 2 enz.
Jullie maken met elkaar de opdrachten en gaan op dezelfde wijze verder met tekst 2-3-4
Vragen?
Hfdst. 4
Soms wil je snel iets opzoeken in een tekst, bijvoorbeeld of er nog concertkaartjes van jouw lievelingsband beschikbaar zijn of hoe laat de trein naar Vlissingen vertrekt.
Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen, maar alleen het stukje tekst dat je nodig hebt. Dat noem je zoekend lezen.
Zo lees je zoekend:
Globaal lezen Je leest dan de eerste en de laatste zin van de alinea’s.
Oriënterend lezen je
bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea.
Zoekend lezen. Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen, maar alleen het stukje tekst dat je nodig hebt.
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 127
maken opdr. 1 t/m 5
Doe je het liever alleen, dan mag dat ook
Maak groepjes van 4 en geef jezelf een nummer 1 t/m 4.
Ga zover mogelijk bij een ander groepje vandaan zitten!
Jullie maken gezamenlijk de opdrachten 1 t/m 5 blz. 127 t/m 132
HOE? Iedere leerling leest om beurten 1 alinea voor en de andere leerlingen lezen in stilte mee.
Nummers 1 beginnen met voorlezen van tekst 1 alinea 1,
nummer 2 gaat verder met alinea 2 enz.
Jullie maken met elkaar de opdrachten en gaan op dezelfde wijze verder met tekst 2-3-4
Vragen?