Lezen Proefwerkweek=H1.-H.2-H.3-H.4

Wat gaan we doen?



Herhalen H.1+2 lezen + start H.3  (+4) 


Doel van de les

het vinden van het (deelonderwerp)+onderwerp in een tekst

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?



Herhalen H.1+2 lezen + start H.3  (+4) 


Doel van de les

het vinden van het (deelonderwerp)+onderwerp in een tekst

Slide 1 - Tekstslide

Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt
met één of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld:
dansen, het downloaden van muziek of de handigste mobieltjes. Als je weet wat
het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal
gaat lezen.
Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal te lezen. Je leest
de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je bekijkt de tekst en je leest de
eerste alinea. Alinea’s zijn de genummerde stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Het onderwerp van een tekst


Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt
met één of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld:
dansen, het downloaden van muziek of de handigste mobieltjes.



Als je weet wat
het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal
gaat lezen.






Slide 2 - Tekstslide

Onderwerp vinden:
Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal te lezen. Je leest
de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je bekijkt de tekst en je leest de
eerste alinea
Wat is een alinea?
Schrijf  de volgende dia over in je schrift

Slide 3 - Tekstslide


Zo vind je het onderwerp van een tekst:
• Bekijk de tekst:

 – Kijk naar de titel.
 – Kijk naar de foto’s en plaatjes bij de tekst.

 – Kijk naar lijstjes, rijtjes of schema’s die er misschien bij staan.

 – Kijk naar tussenkopjes (als die er zijn); een tussenkopje is de ‘titel’ van
een tekstgedeelte.

 – Let op anders gedrukte letters (vet, cursief, GROOT of gekleurd).

• Lees de eerste alinea; meestal is die vetgedrukt.

• Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 4 - Tekstslide






Een tekst is verdeeld in :
inleiding
  • een middenstuk (kern) en
  • een slot.
  • Schrijf deze verdeling over in je schrift   
    Start Hoofdstuk 3

    Slide 5 - Tekstslide

    Het eerste deel van een tekst is de inleiding. Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.


    Vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een grappig verhaaltje. De inleiding is meestal een aandachtstrekker, die de lezer nieuwsgierig maakt naar de rest van de tekst.


    In het middenstuk worden de deelonderwerpen besproken.

    Slide 6 - Tekstslide


    Het laatste deel van een tekst is het slot. Hierin wordt het belangrijkste uit de tekst kort herhaald.


    Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak een slot. In deze berichten staat het belangrijkste altijd in het eerste deel van de tekst. Het tweede deel geeft extra informatie.

    Slide 7 - Tekstslide

    Het middenstuk is het tekstdeel met de meeste alinea’s.


    Vaak worden er in het middenstuk verschillende delen

    van het onderwerp besproken.



    Dit noemen we ?

    • deelonderwerpen.

    Bij het onderwerp massamedia passen bijvoorbeeld

    de ........................ kranten, radio, televisie en internet







    Slide 8 - Tekstslide

    Soms gaat één alinea over één deelonderwerp, soms gaan meer alinea’s over één deelonderwerp.




    De belangrijkste informatie over een deelonderwerp staat vaak in de eerste zin van de alinea.


     




    Slide 9 - Tekstslide

    Zo vind je deelonderwerpen


    • Lees de eerste en laatste zin van iedere alinea.
    • Ga na wat er in de verschillende alinea’s over het onderwerp staat.
    • Bekijk welke alinea’s over hetzelfde deel van het onderwerp gaan.

    • Let vooral goed op de eerste zin van een alinea.

    Slide 10 - Tekstslide

    Wil je snel de belangrijkste informatie uit een tekst halen, lees


    dan de tekst globaal. Je leest dan de eerste en de laatste zin van de alinea’s.

    Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal
    te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je
    bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea.
     









    Slide 11 - Tekstslide

    De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.


    Om de hoofdgedachte te vinden, moet je precies lezen. Je leest de tekst dan van het begin tot aan het eind goed door.

    Slide 12 - Tekstslide

    De hoofdgedachte staat meestal in de inleiding of in het slot.


    Soms vind je de hoofdgedachte daar letterlijk, soms moet je zelf een zin formuleren die antwoord geeft op de vraag:


    wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

    Slide 13 - Tekstslide

    Start hoofdstuk 4

    Slide 14 - Tekstslide

    Nu zelfstandig aan de slag

    Wat nu?

     Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 88 Hfdst.3

    gezamenlijk maken opdr. 1 t/m 5 blz.87 t/m 92

    Neem ook de theorie van Hfds. 1+2 nog even door


    Doe je het liever alleen, dan mag dat ook







    Slide 15 - Tekstslide

    Maak groepjes van 4 en geef jezelf een nummer 1 t/m 4.

    Ga zover mogelijk bij een ander groepje vandaan zitten!


    Jullie maken gezamenlijk de opdrachten 1 t/m 5 blz. 87   t/m 92


    HOE?  Iedere leerling leest om beurten 1 alinea voor en de andere leerlingen lezen in stilte mee.

    Nummers 1 beginnen met voorlezen van tekst 1 alinea 1,

    nummer 2 gaat verder met alinea 2 enz.


    Jullie maken met elkaar de opdrachten en gaan op dezelfde wijze verder met tekst 2-3-4 


    Vragen? 


    Slide 16 - Tekstslide

    Hfdst. 4

    Soms wil je snel iets opzoeken in een tekst, bijvoorbeeld of er nog concertkaartjes van jouw lievelingsband beschikbaar zijn of hoe laat de trein naar Vlissingen vertrekt.



    Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen, maar alleen het stukje tekst dat je nodig hebt. Dat noem je zoekend lezen.

    Slide 17 - Tekstslide

    Zo lees je zoekend:


    • Bekijk titels en tussenkopjes om je antwoord snel te vinden.
    • Kijk naar anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept).
    • Let ook op opvallende tekens (€-tekens, bolletjes, nummeringen, sterretjes enzovoort), tabellen, grafieken en afbeeldingen.


  • Slide 18 - Tekstslide

    Globaal lezen Je leest dan de eerste en de laatste zin van de alinea’s.




     Oriënterend  lezen  je
    bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea.
     


     Zoekend lezen. Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen, maar alleen het stukje tekst dat je nodig hebt.










    Slide 19 - Tekstslide

    Nu zelfstandig aan de slag

    Wat nu?

     Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz. 127

    maken opdr. 1 t/m 5


    Doe je het liever alleen, dan mag dat ook






    Slide 20 - Tekstslide

    Maak groepjes van 4 en geef jezelf een nummer 1 t/m 4.

    Ga zover mogelijk bij een ander groepje vandaan zitten!


    Jullie maken gezamenlijk de opdrachten 1 t/m 5 blz. 127 t/m 132


    HOE?  Iedere leerling leest om beurten 1 alinea voor en de andere leerlingen lezen in stilte mee.

    Nummers 1 beginnen met voorlezen van tekst 1 alinea 1,

    nummer 2 gaat verder met alinea 2 enz.


    Jullie maken met elkaar de opdrachten en gaan op dezelfde wijze verder met tekst 2-3-4 


    Vragen? 


    Slide 21 - Tekstslide

    Aan de slag

    Slide 22 - Tekstslide

    Opdracht: in 2 tallen=
     Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

    Opdracht: in 2 tallen=
     Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

    Wat moet je onthouden, is belangrijk?
     
    Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

    Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



    Slide 23 - Tekstslide