Leesvaardigheid (woordbetekenissen)

Vandaag: woordbetekenissen
Pak alvast je pen
Beantwoord voor vraag:
In hoeverre is het nodig om alle woorden te kennen om een tekst te begrijpen?

In 'Wie is de Mol?', het kijkcijferkanon van de NPO,  proberen kandidaten relevant bewijs te traceren en misleidende aanwijzingen te doorgronden om de mol te ontmaskeren. Ze trachten elkaar te begrijpen terwijl ze elk spoor volgen, maar slechts één zal uiteindelijk de ware mol ontdekken.

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Vandaag: woordbetekenissen
Pak alvast je pen
Beantwoord voor vraag:
In hoeverre is het nodig om alle woorden te kennen om een tekst te begrijpen?

In 'Wie is de Mol?', het kijkcijferkanon van de NPO,  proberen kandidaten relevant bewijs te traceren en misleidende aanwijzingen te doorgronden om de mol te ontmaskeren. Ze trachten elkaar te begrijpen terwijl ze elk spoor volgen, maar slechts één zal uiteindelijk de ware mol ontdekken.

Slide 1 - Tekstslide

Vorige week
Je hebt geleerd hoe je het tekstdoel kunt bepalen van een tekst.
Je hebt geleerd hoe je in drie rondes een tekst grondig kunt lezen.
Deze les
Je leert hoe je de betekenis van een woord kunt vinden.
Vooruitblik
Donderdag: tekstverbanden

Slide 2 - Tekstslide

Engels
Frans
Nederlands
Chinees
Japans
Welke taal heeft de meeste woorden in het woordenboek? Sleep het aantal woorden naar de juiste taal.
500.000 woorden
430.000 woorden
370.000 woorden
171.476 woorden
100.000 woorden

Slide 3 - Sleepvraag

Hoeveel procent van de verschillende woorden moet je kennen om een tekst te begrijpen?
A
60%
B
70%
C
80%
D
90%

Slide 4 - Quizvraag

Hoe groot moet je woordenschat minimaal zijn om je later enigszins zelfstandig te kunnen redden?
A
7.000 woorden
B
12.000 woorden
C
20.000 woorden
D
60.000 woorden

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de herkomst van
iemand links laten liggen
A
de meesten schrijven met rechts, dus links is dan minder
B
links betekent in het Latijn 'negeren'
C
Alles wat van links kwam, was vroeger slecht. Daar kijk je liever niet naar.
D
De vroegere koning in Nederland was blind aan zijn linkeroog. Hij zag dus niet wat links van hem was.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de herkomst van
door het oog van de naald kruipen
A
Het is heel lastig om een draad door het oog van een naald te doen
B
In het Romeinse Rijk noemden ze grotten ogen van naalden. Je wist nooit of er gevaar in dreigde.
C
Omdat kamelen waarschijnlijk alleen kruipend door de poorten uit het Bijbelse Jeruzalem konden komen
D
Als je een draad door het oog hebt, kun je pas verder.

Slide 7 - Quizvraag

Waar kom jij woorden tegen die jij niet kent?
Wat doe jij als je een woord treft dat jij niet kent?

Slide 8 - Tekstslide

Hoe breid jij je woordenschat uit?

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht voor donderdag:
Jij gebruikt deze week (maandag, dinsdag, woensdag) zowel een moeilijk woord uit Kern Nederlands als een spreekwoord of gezegde.
Je gebruikt beide één keer op school richting een docent en één keer thuis.

Spreekwoord: scan de code en kies een
spreekwoord uit de lijst op basis van de eerste
letter van je voor- of achternaam.
timer
4:00

Slide 10 - Tekstslide

Les 4
Maak opdracht 7 en 8 (pagina 21)
Je leert zelfstandig en in stilte
Hulp nodig?
Noteer je vraag en ga door met de volgende vragen.
encyclo.nl


Klaar?
Laat je antwoorden controleren.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide