Je hebt in het vorige hoofdstuk al een aantal leestekens gehad. Welke?
Een komma staat altijd
IN de zin.
Wanneer gebruik je de komma?
- bij een opsomming
- als je iemand aanspreekt
- tussen twee persoonsvormen
- voor woorden zoals want, maar, omdatVoorbeelden:
1. Op tafel liggen mijn boeken, mijn etui en mijn agenda.
2. Paul, wil je een kopje thee zetten?
3. Als je je bord leeg hebt, mag je van tafel.
4. Ik vind de online lessen fijn, want dan heb je meer vrijheid.