Hij gebaarde om zich heen en stelde een vraag, maar Erkin had geen idee wat hij bedoelde. Durmar liep naar een dikke, met mos begroeide boom, legde zijn hand erop en zei een woord dat Erkin niet verstond. De jongen schudde zijn hoofd. Durmar probeerde nog een paar woorden, en uiteindelijk was er een klank die Erkin herkende. Opgelucht herhaalde hij het woord voor ‘boom’ dat hij van Alja had geleerd en de oude man wreef over zijn kin, blijkbaar tevreden. Misschien wilde Durmar erachter komen wat hij allemaal al wist, bedacht Erkin, en hij was dankbaar dat hij dit niet in de aanwezigheid van de hele groep
hoefde te doen. De oude man ging nog even door met wijzen, naar de bladeren van de bomen, naar het weinige gras rond de bomen, naar zijn ogen, mond en neus. Erkin kon niet alle woorden noemen en begreep soms niet wat de man bedoelde, maar na een tijdje leek het alsof Durmar genoeg wist. Hij knikte de jongen toe en nam hem bij de arm, om samen verder te lopen naar het dorp in het woud.
Erkin was opgelucht toen hij het zachte gekabbel van de rivier weer hoorde. De bladeren lieten hier wat meer licht door,
en in de zachtgele zonnestralen dansten zaadpluizen en kleine insecten. Vanuit