Week 37 Nederlands 1 HM h. 1 spelling en H. 1 lezen

Nederlands 1HM week 37
Zo vind je het onderwerp van een tekst
1. Bekijk de tekst:
Kijk naar de titel.
Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
2. Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 1HM week 37
Zo vind je het onderwerp van een tekst
1. Bekijk de tekst:
Kijk naar de titel.
Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
2. Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands


Welkom op het Rijswijks Lyceum!

Succes met julie eerste week op jullie nieuwe school!
 
Groetjes, juf

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Tekstslide

Week 37  - 7 september t/m 
11 september 2020
  • Kennismaken en uitleg schoolregels.
  • Bespreken werken met weekplanners. Uitleg basis, de Brug en uitdaging. Computer: thuis.
  • Week 37: inleveren 15 september
  • Bespreken leesvaardigheid en opdracht.
  • Nakijken huiswerk.
  • Maken opdrachten spelling hoofdstuk 1 persoonsvorm en tegenwoordige tijd.
  • maken opdrachten lezen hoofdstuk 1: het onderwerp van een tekst vinden

Slide 5 - Tekstslide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 6 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • hoe je persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct moet spellen.
  • hoe je het onderwerp van een tekst moet bepalen.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg over spellign van persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (bladzijde 36) 
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Een daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt). Bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.

Je vindt de ik-vorm door van het hele werkwoord (de infinitief) de laatste twee letters (-en) weg te laten. Bijvoorbeeld: werken → werk.

Soms moet je een letter weglaten of toevoegen:
zetten → zet; likken → lik; raden → raad.
Bovendien verandert er soms een letter:
lezen → lees; wrijven → wrijf.

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (bladzijde 36) 
Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm
ik klim, klim ik, klim jij/je; ik raad, raad ik, raad jij/je
In alle andere gevallen in het enkelvoud: ik-vorm + t
jij klimt, hij klimt, zij klimt; jij raadt, hij raadt, zij raadt
In het meervoud: het hele werkwoord
wij klimmen, jullie klimmen, zij klimmen; wij raden, jullie raden, zij raden


Bekijk ook het schema werkwoordspelling op bladzijde 264.

Slide 11 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst bepalen (bladzijde 12)
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt met één woord of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: Facebook of verschillende soorten vrienden. Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen.
Om het onderwerp te vinden, hoef je een tekst niet helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend, dat wil zeggen: je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea. Alinea’s zijn de (genummerde) kleine stukjes waarin een tekst verdeeld is.

Slide 12 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst bepalen (bladzijde 12)
Zo vind je het onderwerp van een tekst
1. Bekijk de tekst:
Kijk naar de titel.
Kijk naar de illustraties (plaatjes, foto’s, lijstjes, rijtjes of schema’s).
Kijk naar eventuele tussenkopjes (de ‘titels’ van tekstgedeeltes).
Let op anders gedrukte woorden (vet, cursief, GROOT of gekleurd).
2. Lees de eerste alinea; soms is die vetgedrukt.
3. Geef antwoord op de vraag: waarover gaat deze tekst?

Slide 13 - Tekstslide

Nieuw Nederlands online
  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/91e5b276-5b20-492f-8794-cefa2c29863f/chapter/780b8664-787c-4b37-8e96-707bc670216a/paragraph/04e419db-a12e-4bee-a806-2ae6bf8bd46b/lesson/3ac84f2d-c04f-42ff-8a45-b040c8c8cf3c
  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/91e5b276-5b20-492f-8794-cefa2c29863f/chapter/780b8664-787c-4b37-8e96-707bc670216a/paragraph/a7cb5752-d5b2-4fec-bf51-75f9749abf51/lesson/d7d1ff7c-41fe-4988-a7ea-86e03f75b43d

  • Als je het filmpje nogmaals wilt bekijken kan dat op Nieuw Nederlands online. Let op: op je mobiel zal dat waarschijnlijk niet lukken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Maken

Basis spelling
Startopdracht en opdracht
1 t/m 5 
op bladzijde 36/37

Basis lezen
Startopdracht en 
opdracht
1
op bladzijde 12/13


Extra oefenen spelling
De brug
Opdracht 1 en 2
op bladzijde 26

Uitdaging spelling

Opdracht 6 op bladzijde 37

Slide 16 - Tekstslide

Extra oefenen spelling
De brug
Opdracht 1 en 2
op bladzijde 26

Uitdaging spelling

Opdracht 6 op bladzijde 37

Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je hoe je persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct moet spellen?
  • Weet je hoe je het onderwerp van een tekst moet bepalen?

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Aan het eind van de lesweek kijken we samen naar het huiswerk.

De week daarna controleer je je zelf je gemaakte oefeningen.

Slide 19 - Tekstslide

Startopdracht en opdracht 1 (bladzijde 34)
De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers, aan elke hand vijf, en twintig aan handen en voeten. 
Met hoofdletter                                                            
Anton
Arnhemmer
Disney
Roda JC                      
Amerikaanse
Maastricht
Estland




Slide 20 - Tekstslide

Startopdracht en opdracht 1 (bladzijde 34)
Woorden zonder hoofdletter

voetbalclub
rebus
ivoor
elders
najaar
dinsdag
inhoud
noorden
2 kameraad – vriendin

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 35
1 Het Amsterdamse Waterlooplein en dierentuin Artis liggen niet ver uit elkaar.
2 Mijn vriend Cornald van der Meer woont in de Brabantse gemeente Oisterwijk.
3 Gaat Lotte van der Veen iedere lente naar de Canarische eilanden?
4 In augustus zwom Koen ter Hek uit Stavoren het IJsselmeer over.
5 Wat is ‘Kort van Memorie’ toch een grappige achternaam voor een historicus!
6 Op de Olympische Spelen wil schaatsster Ireen Wüst nog een keer goud halen.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 35
Op een dag ving een leeuw een muis. Het beestje vroeg de leeuw hem los te laten. In ruil daarvoor beloofde hij de leeuw te helpen. Daar moest de leeuw hard om lachen, maar hij liet de muis toch lopen. Niet lang daarna hoorde de muis een luid gebrul in het bos. Jagers hadden de leeuw gevangen in een net, waaruit hij niet kon ontsnappen. De muis begon meteen te knagen en al snel was er een groot gat in het net. Zo kwam de leeuw vrij. De kleine muis redde het leven van de grote leeuw en ze bleven voor altijd vrienden.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 5 bladzijde 35
1 treintje
2 radiootje
3 museumpje
4 cd’tje
5 verrassinkje
6 ventje
7 baby’tje
8 bezempje
9 skietje
10 kringetje
11 parapluutje
12 beloninkje

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 35
1 Maarten, wil je even de pindakaas aangeven?
2 Cindy houdt van veel soorten muziek: pop, jazz, blues en rock.
3 Ik ga ’s avonds altijd met mijn buurjongen badmintonnen.
4 Schrijf je dat woord nu met ‘ks’ of met een ‘x’?
5 Stein merkte op: ‘Een echte vriend is iemand die alles met je deelt!’
6 ‘Hou nou eens op met dat getreiter!’, zei mijn vader.


Slide 25 - Tekstslide

Weektaak 37 afgerond

Slide 26 - Tekstslide