Bekijk samen de uitlegbladen. Klik op het oogje om het uitlegblad te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). Zodra je het volgende oogje opent, sluit automatisch het huidige oogje dat open staat.
Uitzonderingen!
goed - beter - best
weinig - minder - minst
graag - liever - liefst
veel - meer - meest
Slide 5 - Tekstslide
Leg uit dat er ook uitzonderingen zijn en benoem deze.
goed - beter - best
weinig - minder - minst
graag - liever - liefst
veel - meer - meest
Nu is het jouw beurt!
Slide 6 - Tekstslide
Nu gaan de leerlingen aan de slag met een aantal opdrachten over het lesdoel.
De overtreffende trap van woorden die eindigen op -de, -isch, -sd, -sk en -st worden gevormd met het woord meest, omdat vormen als logischt lastig uit te spreken zijn. Daarom maken we het trapje zo:
logisch - logischer - meest logisch.
Slide 15 - Tekstslide
Leg uit:
Wist je dat?
De overtreffende trap van woorden die eindigen op -de, -isch, -sd, -sk en -st worden gevormd met het woord meest, omdat vormen als logischt lastig uit te spreken zijn. Daarom maken we het trapje zo:
logisch - logischer - meest logisch.
Maak het rijtje af:
fantastisch -
Slide 16 - Open vraag
Antwoord: fantastischer - het meest fantastisch.
Maak het trapje af...
logisch -
Slide 17 - Open vraag
Antwoord: logischer - meest logisch.
Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?
A
slimmer - slim - slimst
B
slim - slimst - slimmer
C
slimst - slim - slimmer
D
slim - slimmer - slimst
Slide 18 - Quizvraag
Antwoord D: slim - slimmer - slimst.
Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?
A
snelst - sneller - snel
B
snel - snelst - sneller
C
snel - sneller - snelst
D
sneller - snelst - snel
Slide 19 - Quizvraag
Antwoord C: snel - sneller - snelst.
Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?
A
best - goed - beter
B
goed - beter - best
C
best - beter - goed
D
beter - best - goed
Slide 20 - Quizvraag
Antwoord B: goed - beter - best.
Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?
A
veel - meest - meer
B
meest - veel - meer.
C
veel - meer - meest
D
meer - meest - veel
Slide 21 - Quizvraag
Antwoord C: veel - meer - meest.
Foto - opdracht
Zoek ieder drie voorwerpen en schrijf daar de trap van vergelijking bij.
Bijvoorbeeld deze stapel boeken is: hoog- hoger -hoogst
Slide 22 - Tekstslide
Leg de foto-opdracht uit. Je kan deze laten uitvoeren in de klas maar je kan hem ook als huiswerkopdracht meegeven.
Je kan hier je foto uploaden.
Slide 23 - Open vraag
De leerlingen kunnen hier de foto uploaden van de vorige dia.
Ga aan de slag met de werkbladen die je krijgt!
Slide 24 - Tekstslide
Deel hier de werkbladen uit indien je dat nog niet gedaan hebt.