Hoofdletters

Hoofdletters
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Hoe schaal jij jezelf in?

Slide 2 - Poll

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken.
Aan het eind van deze les kun je hoofdletters bijna altijd juist toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 4 - Woordweb

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 5 - Tekstslide

Regel 1: begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 7 - Quizvraag

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 8 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 11 - Quizvraag

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 12 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 13 - Quizvraag

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 14 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 15 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 18 - Quizvraag

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 19 - Tekstslide

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 20 - Tekstslide

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Religieuze en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • jood
Maar heilige begrippen die bij de stroming horen wel.
  • God
  • Bijbel

Slide 21 - Tekstslide

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Een woord dat is afgeleid van een heilig begrip krijgt geen hoofdletter.
  • Hij ziet er goddelijk uit.
  • Er ligt een bijbel op het nachtkastje.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
palestein
B
palestijn
C
Palestijn
D
palestijn

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
noorden
B
norden
C
Norden
D
Noorden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Mevrouw Van Velzen
B
Mevrouw van Velzen
C
mevrouw van velzen
D
Mevrouw Van velzen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Dhr. a. van der star
B
Dhr. A. van der Star
C
Dhr. A. van Der Star
D
Dhr. A. Van der Star

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Volvo
B
volvo
C
Volvoo
D
volvoo

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
De golfoorlog
B
De Golvoorlog
C
de golfoorlog
D
De Golfoorlog

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
's Middags begin ik..
B
'S Middags begin ik..
C
'S middags begin ik..
D
's middags begin ik..

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
pasen
B
Paasen
C
Pasen
D
paasen

Slide 30 - Quizvraag

Herschrijf de zin en voeg hoofdletters toe:
's middags tijdens kerstmis liep ik naar huis.

Slide 31 - Open vraag

Herschrijf de zin en voeg hoofdletters toe:
mijn vader ,paul, reed in zijn audi langs de waal, toen hij eskimo's moederdag zag vieren.

Slide 32 - Open vraag

Herschrijf de zin en voeg hoofdletters toe:
vijf nederlanders zaten op een terras in amsterdam aan de amstel een fanta, sprite en een amstel te drinken.

Slide 33 - Open vraag

Herschrijf de zin en voeg hoofdletters toe:
'ns kijken waar deze spanjaard zijn dikke jaguar kan parkeren.

Slide 34 - Open vraag

Herschrijf de zin en voeg hoofdletters toe:
de eerste wereldoorlog en de franse revolutie zijn allebei historische gebeurtenissen.

Slide 35 - Open vraag

Kleine letters 
Op de volgende slides vind je de regels m.b.t. het gebruik van kleine letters. 

Slide 36 - Tekstslide

Symbool of cijfer 
Als een zin begint met een symbool of cijfer schrijf je het eerstvolgende woord met een kleine letter. 

50 % van de bemanning heeft het koud. 

Slide 37 - Tekstslide

Namen van opleidingen
Namen van opleidingen krijgen een kleine letter.

havo 
vmbo 
pabo 
ibs (international business studies) 

Slide 38 - Tekstslide

Informele feestdagen
Informele aanduidingen van feestdagen krijgen een kleine letter. 

kerst (maar: Kerstmis) 
paasdag (maar: Pasen) 


Slide 39 - Tekstslide

Samenstellingen feestdagen
Een samenstelling die geen feestdag aanduid, wordt met een kleine letter geschreven. 

kerstsfeer
suikerfeestcadeautjes 
halloweenversiering 

Slide 40 - Tekstslide

Afleidingen van feestdagen
Een afleiding gemaakt van een feestdag wordt met kleine letter geschreven. 

kerstig
hemelvaartachtig 

Slide 41 - Tekstslide

De maanden
In het Nederlands worden de maanden met een kleine letter geschreven. 

augustus
september 

Slide 42 - Tekstslide

Tussenvoegsels achternamen
Als er een naam of initiaal voor een achternaam staat, wordt het tussenvoegsel met een kleine letter geschreven. 

Nienke ter Hage
Mevrouw A. van der Sloot 

Slide 43 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
vwo
B
vwO
C
VWO
D
VWo

Slide 44 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
juli
B
Juli
C
julie
D
Julie

Slide 45 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
5% Gaat niet mee..
B
5 Procent gaat niet mee..
C
5 procent gaat niet mee..
D
5% gaat niet mee..

Slide 46 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
paasweekend
B
Paasweekend

Slide 47 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Hemelvaartvakantie
B
Hemelvaartsvakantie
C
hemelvaartvakantie
D
hemelvaartsvakantie

Slide 48 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
T. Ter Broek
B
T. ter Broek
C
T. ter broek
D
t. ter broek

Slide 49 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
IJstijd
B
Ijstijd
C
IJStijd
D
ijstijd

Slide 50 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
noordwesten
B
Noordwesten
C
NoordWesten
D
noord-westen

Slide 51 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Middeleeuwen
B
middeleeuwen
C
Middel Eeuwen
D
middel eeuwen

Slide 52 - Quizvraag

Ik kan hoofdletters schrijven waar nodig.

Slide 53 - Poll