Les 3 7 fundamenten en..

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingspsychologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Vorige keer
Zeven fundamenten van ontwikkeling 
2.2 Jongens versus meisjes
Afronding

Slide 2 - Tekstslide

Bij de zeven fundamenten van ontwikkeling horen emotionele en fysieke veiligheid.

Fysieke veiligheid betekent dat het kind:
A
Beschermd wordt tegen het risico van lichamelijk letsel
B
Beschermd wordt tegen een vertrouwensbreuk
C
Niet aan gevaren wordt blootgesteld die met heftige emoties gepaard gaan
D
Emotioneel veilig is

Slide 3 - Quizvraag

Het ontwikkelen van eigenwaarde is dat het kind leert:
A
Dat in de opvoeding de nadruk ligt op wat het kind nog moet leren en ontwikkelen.
B
Dat het bijna alles kan.
C
Dat het een waardevol persoon is, die er mag zijn.
D
Dat het alles kan en mag, vooral tijdens de peuterfase.

Slide 4 - Quizvraag

Zeven fundamenten van ontwikkeling:
1. Uitnodigende en uitdagende omgeving
2. Mogelijkheden tot onderzoeken en experimenteren
3. Interactie
4. Samenspelen
5. Zelfvertrouwen
6. Eigenwaarde
7. Emotionele en fysieke veiligheid

Deze fundamenten leggen de basis voor een goede ontwikkeling van een kind.
In hoeverre geldt dat voor alle kinderen wereldwijd?


Slide 5 - Tekstslide

1. Fysieke en emotionele veiligheid
Fysieke veiligheid: spelen en werken in een veilige omgeving.
Scholen en schoolpleinen voldoen aan wettelijke regels.
Emotionele veiligheid: het kind voelt zich veilig, plezierig,
gewaardeerd, heeft vertrouwen in de begeleiders en vindt troost.
De vertrouwensband is belangrijk!

Slide 6 - Tekstslide

2. Uitnodigende en uitdagende omgeving
De omgeving straalt een plezierige sfeer uit.
Uitdaging om te ontdekken en te leren.
Kinderen hebben een natuurlijke drang om te exploreren (de wereld om
zich heen te onderzoeken).
Het kind raakt gemotiveerd en betrokken.


Slide 7 - Tekstslide

3. Onderzoeken en experimenteren
Exploreren is een natuurlijke drang. Dat kan als er veel te ontdekken valt.
Het gaat vaak om eenvoudige materialen.
Soms doe je iets voor of geef je uitleg.
Kinderen verleggen vanzelf hun grenzen.


Slide 8 - Tekstslide

4. Interactie
Contact met anderen: praten, uitleggen, begrijpen.
Contact is nodig voor ontwikkeling.
Stem interactie af op leeftijd en behoefte van het kind.
Door contact leren kinderen samen spelen en voor zichzelf opkomen.
Ze leren elkaar kennen.


Slide 9 - Tekstslide

Welke vormen van spelen (en spellen) ken je?
Wat leren/ontwikkelen kinderen daarmee?

Slide 10 - Tekstslide

6. Zelfvertrouwen en
7. Eigenwaarde

Het kind leert dat het er mag zijn en belangrijk is.
Het kind leert wat het kan en wat (nog) niet.
Het kind leert eigenwaarde door positieve aandacht uit de
omgeving. Keur het (ongewenst) gedrag af, niet het kind.

Slide 11 - Tekstslide

2.2 Jongens versus meisjes
Verschil in ontwikkeling betekent verschil in gedrag.

Meisjes:
- groei is geleidelijker
- linker hersenhelft sterker ontwikkeld (taliger; spreken
  eerder en beter en leren sneller lezen)
- vaak wat meer sociaalgericht
- eerder dan jongens in puberteit

Slide 12 - Tekstslide

2.2 Jongens versus meisjes
Jongens:
- hormoon testosteron: energiek, impulsiever, bewegelijk
- afweersysteem zwakker: vaker ziek op jonge leeftijd
- rechter hersenhelft sterker ontwikkeld; beter ruimtelijk
  inzicht, abstract vermogen en logisch denkvermogen.
- groei in groeispurts


Slide 13 - Tekstslide

2.2 Jongens versus meisjes
Jongensgedrag:

Ruimte en vrijheid nodig, beweging en uitdaging.
- klim- en renspelletjes
- mogelijkheden voor ontdekken
- uitdagende materialen
- weinig verbale uitleg (demonstreer of laat zelf ontdekken)
- let op; jongens doen vaak eerst en denken daarna
- niet te snel bezorgd zijn, geef vertrouwen



Slide 14 - Tekstslide

2.2 Jongens versus meisjes
Meisjesgedrag:
- leg verbaal contact en leg uit (gebruik taal als communicatie)
- laat fijne motoriek verder ontwikkelen
- speel spel dat lange concentratie vraagt
- laat vertellen
- zorg voor groepsactiviteiten
- houd rekening met twijfels voor maken van keuze




Slide 15 - Tekstslide

2.5 Schoolprestaties van jongens en meisjes
Jongens doen het binnen het onderwijs slechter dan meisjes; minder vaak diploma, meer verzuim, blijven vaker zitten.

- Rolmodellen; ‘verjuffisering’ van het onderwijs; mannen zijn ‘harder’ voor jongens dan vrouwen.
- Beweging; op school te weinig aandacht voor behoefte aan beweging.
Taal; onderwijs is talig en rekenonderwijs is taliger geworden.








Slide 16 - Tekstslide

2.5 Schoolprestaties van jongens en meisjes
- Ontwikkeling; er wordt vaak geen rekening gehouden met verschillen in ontwikkeling
- Gescheiden onderwijs; meer bewegen, minder samenwerken, minder talige opdrachten, meer zelf uitvinden
- Wat jongens nodig hebben in het onderwijs;
  •  structuur en discipline
  •  persoonlijke aandacht en begeleiding (vragen er minder om)
  •  leervaardigheden (plannen en geordend werken)



Slide 17 - Tekstslide

2.3 Zelfbeeld
Het zelfbeeld bestaat uit:
  • zelfbesef
  • zelfkennis
  • zelfwaardering
  • zelfvertrouwen
Iedereen ontwikkelt een zelfbeeld. Het kan veranderen.




Slide 18 - Tekstslide

2.3 Zelfbeeld
Zelfbesef
Vanaf ong. 2 jaar ontwikkelt kind zelfbesef.
Het ontdekt het eigen ‘ik’.
Vanaf vierde jaar is zelfbesef goed ontwikkeld.

Zelfkennis
Herkenbaar in de manier waarop kind
over zichzelf praat.
Eerst zijn dat uiterlijke kenmerken,
later gaat het over vaardigheden.






Slide 19 - Tekstslide

2.3 Zelfbeeld
Zelfwaardering
Het oordeel dat iemand over zichzelf geeft is de zelfwaardering. Vaak zit dit in de beschrijving vanzichzelf verstopt.
Kinderen met gebrek aan zelfwaardering (laag zelfbeeld)
zijn vaak op de achtergrond en durven geen nieuwe
dingen te doen (of overschreeuwen zichzelf).
Zelfvertrouwen
Ontstaat door succeservaringen. Het kind ervaart
invloed op eigen prestaties.
Geef kinderen het vertrouwen dingen zelf op te lossen en
te ontdekken.
Geef positieve feedback.



Slide 20 - Tekstslide