2.1 Fictie 1kgt les 5

Welkom 
- Ga rustig zitten
- Werkboek en etui op tafel.
- Pak je 'eigen' leesboek en ga rustig lezen.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
- Ga rustig zitten
- Werkboek en etui op tafel.
- Pak je 'eigen' leesboek en ga rustig lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Je 'eigen' leesboek

Slide 2 - Tekstslide

'Eigen' leesboek
  • Je kiest een leesboek uit.
  • De boeken staan op alfabetische volgorde
     (achternaam van de schrijver)
      Paul van Loon (op de L.)
      Dagboek van een muts - Rachel Renée Russell (op de R.)
      Carry Slee (op de S.)
      Geronimo Stilton (op de S.)
  • Zet het boek over terug op dezelfde plek! 
  • Denk goed na of je dit boek wel wil lezen! 
  • Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
  • Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
  • Wees zuinig met het boek!
  • Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.
  • Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes op dezelfde plek terug.
  • Veel leesplezier.


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Tot nu toe geleerd over fictie:
- wat fictie en non-fictie is. (hoofdstuk 1)
- wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- Personages en karakterontwikkeling (hoofdstuk 3)

Slide 4 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?
Jij en ik
Later zul je bij me wonen.
Later zijn we met z'n beiden.
Dat bedenk ik soms, wanneer je
giechelt met de an'dre meiden.

't Is voorlopig nog maar beter
om de zaak geheim te houden,
'k zal je nog maar niet gaan zeggen
dat ik van je ben gaan houden.


Slide 5 - Tekstslide

Fictie of non-fictie?
De tekst was van een gedicht
Dus een fictie tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Wat voor verhaalsoort?
In 'Winteravontuur te paard' vertrekken Britt en Esra naar Lapland voor familiebezoek. Ze maken een winterse buitenrit op twee sterke IJslandse paardjes en zijn onder de indruk van de prachtige natuur. De meiden genieten met volle teugen van hun paardrijavontuur. Ze overnachten in een houten hut in de wildernis, en horen ’s nachts een vreemd geluid. Zijn de paarden in gevaar?

Slide 7 - Tekstslide

De komende 3 weken
- Aan de slag met fictie van hoofdstuk 1, 2 en 3.
- Korte toets op woensdag 23 oktober

Slide 8 - Tekstslide

Tot nu toe geleerd over fictie:
- wat fictie en non-fictie is. (hoofdstuk 1)
- wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- Personages en karakterontwikkeling (hoofdstuk 3)

Slide 9 - Tekstslide

2.1 fictie- Personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.

Over de hoofdpersoon kom je te weten:
  • wat hij of zij denkt en voelt
  • wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch)
  • hoe hij of zij eruitziet
  • waar, hoe en met wie hij of zij woont.

Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek omdat de schrijver dat precies heeft opgeschreven. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.

Slide 10 - Tekstslide

2.1 fictie- leertekst personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.

Over de bijpersonen krijg je veel minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.


Slide 11 - Tekstslide

3.1 fictie - Ontwikkeling hoofdpersoon blz. 180
Je leert het karakter van de personages in een verhaal kennen door wat ze denken, zeggen en doen. Door wat een personages meemaakt, kan hij veranderen. 
Als een personage in een verhaal verandert, dan noem je dat karakterontwikkeling.

Vaak verandert alleen de hoofdpersoon in een verhaal.

Slide 12 - Tekstslide

Vandaag
  • Samen lezen tekst 3
  • Huiswerk bespreken opdracht 7  blz. 184
  • Maken opdracht 8 blz. 184

Slide 13 - Tekstslide

2.1 fictie- Personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.

Over de hoofdpersoon kom je te weten:
  • wat hij of zij denkt en voelt
  • wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch)
  • hoe hij of zij eruitziet
  • waar, hoe en met wie hij of zij woont.

Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek omdat de schrijver dat precies heeft opgeschreven. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.

Slide 14 - Tekstslide

2.1 fictie- leertekst personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.

Over de bijpersonen krijg je veel minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.


Slide 15 - Tekstslide

3.1 fictie - Ontwikkeling hoofdpersoon blz. 180
Je leert het karakter van de personages in een verhaal kennen door wat ze denken, zeggen en doen. Door wat een personages meemaakt, kan hij veranderen. 
Als een personage in een verhaal verandert, dan noem je dat karakterontwikkeling.

Vaak verandert alleen de hoofdpersoon in een verhaal.

Slide 16 - Tekstslide

3.1 Fictie Aan de slag
  • Huiswerk Lezen tekst 3 blz. 181-183
  •  Maken opdracht 7 en 8 blz. 184

Slide 17 - Tekstslide

1.1 Fictie - opdracht 1
Wat voor pictogram hoort bij welke verhaalsoort?
Vul het werkblad in.
Vul ook jouw top 3 van verhaalsoorten in. 

Slide 18 - Tekstslide

1.1 Fictie - opdracht 1

Slide 19 - Tekstslide

2.1 Fictie - opdracht
Ga op zoek naar een boek dat jij in de klas wil lezen.

Slide 20 - Tekstslide

'Eigen' leesboek
  • Je kiest een leesboek uit.
  • Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
  • Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
      
  • Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
  • Wees zuinig met het boek!
  • Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes terug in de kast.
  • Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.


Slide 21 - Tekstslide

'Eigen' leesboek
  • Je kiest een leesboek uit.
  • Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
  • Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
      
  • Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
  • Wees zuinig met het boek!
  • Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes terug in de kast.
  • Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.


Slide 22 - Tekstslide