narratologische middelen

CE 2025



Narratologische middelen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

CE 2025



Narratologische middelen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt een verteller genoemd, die overzicht over alle gebeurtenissen en zelfs de gedachtes van personages heeft?

Slide 2 - Open vraag

Narcissus tegen zijn spiegelbeeld: "wie je ook bent, kom hier!"
A
apostrofe
B
dramatische ironie
C
prospectie

Slide 3 - Quizvraag

Als ik (SCR) die regel niet kan vertalen, dan jullie al helemaal niet!
A
A-fortiori-redenering
B
Analogie-redenering
C
Autoriteitsargument
D
Fictieve uitspraak

Slide 4 - Quizvraag

Als Antigone in onze tragedie zou uitroepen: "O Eteokles, had jij toch maar je troon opgegeven" is er sprake van:
A
apostrofe
B
dramatische ironie
C
retrospectie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is ringcompositie?

Slide 6 - Open vraag



Bij de volgende vragen moet je aangeven of de bewering waar of niet waar is.

Slide 7 - Tekstslide

In de Antigone is de verteltijd over het algemeen korter dan de vertelde tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer er een sprong in de tijd gemaakt wordt, is er sprake van vertraging in het verteltempo.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Verteltijd en vertelde tijd vallen regelmatig samen samen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De verteltijd kan langer zijn dan de vertelde tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Bij een flashforward is er sprake van versnelling in het verteltempo
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

FINIS

Slide 13 - Tekstslide