Grondwoorden

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Grondvorm
Woorden kunnen verschillende vormen hebben. 
In het woordenboek zoek je altijd naar de grondvorm van het woord

Slide 2 - Tekstslide

Grondvorm
Een grondvorm is dus het woord zoals het in het woordenboek staat.

Slide 3 - Tekstslide

Drie grondvormen
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord (= 'wij' vorm).
    (vond => vinden  - gepresenteerd => presenteren)
2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het grondwoord van 'hevige' in de zin?

'Hevige regenval zorgde voor een overstroming'

Slide 5 - Open vraag

Wat is het grondwoord van 'briesje' in de zin?

''Het waaide niet hard, het was slechts een briesje'

Slide 6 - Open vraag

Wat is het grondwoord van 'obstakels' in de zin?

''De weg lag vol met allerlei obstakels'

Slide 7 - Open vraag

Wat is het grondwoord van 'gepresteerd' in de zin?

''Afgelopen seizoen heeft het team goed gepresteerd.'

Slide 8 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit van een grondwoord is.

Slide 9 - Open vraag

Drie grondvormen
1. Bij werkwoorden is het altijd het hele werkwoord.
    (vond => vinden  - gepresenteerd => presenteren)
2. Verkleinwoorden zoek je bij het enkelvoud.
     (parapluutje => paraplu
3. Bij sommige woorden zoek je de kortste vorm.
     (prijzige => prijzig)

Slide 10 - Tekstslide