Test je kennis - Organisatie en Didactische werkvormen
Test je kennis
Vragen over leereenheden:
5 Organisatie
7 Didactische werkvormen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Kerntaak 1MBOStudiejaar 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Test je kennis
Vragen over leereenheden:
5 Organisatie
7 Didactische werkvormen
Slide 1 - Tekstslide
Een goede organisatie bepaalt grotendeels het succes van je les. Noem drie functies van organiseren:
Slide 2 - Open vraag
Welke onderstaande tip past het beste bij veiligheid?
A
Zorg dat de opstelling van het materiaal een bijdrage levert aan een vlot verloop
B
Kies een positie van waaruit je de situatie goed kunt overzien en indien nodig kunt ingrijpen
C
Maak bewust een keuze uit een vrijeopstelling of een gebonden opstelling
D
Bij een buitenactiviteit houd je rekening met de zon en de wind
Slide 3 - Quizvraag
Organiseren kent verschillende functies. Sleep het juiste voorbeeld naar de juiste functie
Veilig verloop van de les
Intensief verloop van de les
Doelmatig verloop van de les
Veel beweging
De plaats van materialen in de zaal
werken in kleine groep
Aanleren van een bewegingsvorm
Slide 4 - Sleepvraag
Bij welk onderstaand antwoord wordt er NIET gedifferentieerd op arrangementsniveau?
A
positiespel op een klein veld of positie spel op een groot veld spelen
B
Hurksprong over de breedte van de kast of hurksprong over de lengte van de kast
C
Rondo waarbij het aantal balcontacten vrij is; rondo waarbij de bal maar 1 keer geraakt mag worden
D
Doelen op een hoge korf, doelen op een lage korf
Slide 5 - Quizvraag
Wat is organisatorische differentiatie en geef een praktijkvoorbeeld:
Slide 6 - Open vraag
Bij het geven van een spel heeft de lesgever 3 taken:
A
Coachen, deelnemen en begeleiden
B
Spelleider, begeleider en coach
C
Begeleider, scheidsrechter en deelnemer
D
Deelnemer, coach en scheidsrechter
Slide 7 - Quizvraag
Onder instructie verstaan we het geven van technische en/of tactische aanwijzingen ter ondersteuning van het leerproces. Op welke drie manieren kunnen we instructie geven
Slide 8 - Open vraag
De sportleider moet proberen de deelnemers zoveel mogelijk te laten bewegen. Welke functie van een goede organisatie wordt hier bedoeld? Een goede organisatie leidt tot:
A
Een intensief verlopende les
B
Een veilig verlopende les
C
Een doelmatig verlopende les
D
Een gezellig verlopende les
Slide 9 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met de arbeidscurve tijdens een les?
Slide 10 - Open vraag
Er bestaan heel veel verschillende didactische werkvormen. We delen deze op in organisatorisch, wijze van aanbieden en ruimte die de lesgever biedt. Sleep de juiste werkvorm naar de juiste indeling
Organisatorisch
Wijze van aanbieden
Ruimte die de lesgever biedt
Opdrachtvorm
Gesloten vormen
Spelvorm
Werken in een vaste volgorde
Klassikaal werken
Vorm van zelfontdekking
Slide 11 - Sleepvraag
De keuze van didactische werkvormen is afhankelijk van:
A
Beginsituatie, doelstelling en bewegingsvormen
B
Beginsituatie, doelstelling en tijdsplanning
C
Doelstelling, lesgeefhouding en bewegingsvormen
D
Tijdsplanning, materiaal keuze en beginsituatie
Slide 12 - Quizvraag
Op welke 3 manier kun je didactische werkvormen indelen?
A
Indeling van de zaal, materiaal en lesgeven
B
Materiaal, indeling van de zaal en organisatorisch
C
Organisatorisch, wijze van aanbieden en open of gesloten lesgeefsituatie
D
Wijze van aanbieden, indeling van de zaal en organisatorisch
Slide 13 - Quizvraag
De coachvorm kan op twee manieren vormgegeven worden. Noem deze twee manieren en ligt deze toe:
Slide 14 - Open vraag
Martijn wil bij een spelvorm even sterke partijen hebben. Wat is de beste manier om in deze situatie de partijen te maken?