Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Week 50 O17 les 1 - subject vs object pronouns
Schedule
Grammar instruction
Independent work
Vocabulary
Goal: you can recognize a subject and object pronoun in a sentence.
- Workbook
- Notebook
- Laptop
- Pen
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Schedule
Grammar instruction
Independent work
Vocabulary
Goal: you can recognize a subject and object pronoun in a sentence.
- Workbook
- Notebook
- Laptop
- Pen
Slide 1 - Tekstslide
Please take
your notebook in
front of you
Slide 2 - Tekstslide
Subject pronouns
(persoonlijke voornaamwoorden - onderwerpsvorm)
Slide 3 - Tekstslide
Make the correct combinations
I
you (ev)
he
she
it
we
you (mv)
they
zij (mv)
ik
jullie
hij
jij/u
wij
zij (ev)
het
Slide 4 - Sleepvraag
Choose the correct subject pronoun.
_____ like school. (ik)
A
i
B
I
C
you
D
we
Slide 5 - Quizvraag
Choose the correct subject pronoun.
_____ are my parents. (zij)
Slide 6 - Open vraag
Object pronouns
(persoonlijke voornaamwoorden - voorwerpsvorm)
Slide 7 - Tekstslide
Make the correct combinations
me
you (ev)
him
her
it
us
you (mv)
them
het
jullie/u
ze/hen/hun
hem
mij/me
je/jou/u
haar
ons
Slide 8 - Sleepvraag
Choose the correct object pronoun.
The teacher likes ______ (mij).
A
I
B
my
C
me
D
i
Slide 9 - Quizvraag
Choose the correct object pronoun.
I can see _____ (ze/hen).
Slide 10 - Open vraag
personal pronouns: There is Nathan. This book is for.....
A
his
B
he
C
her
D
him
Slide 11 - Quizvraag
personal pronouns
You can watch TV with ....... .
A
their
B
they
C
theirs
D
them
Slide 12 - Quizvraag
A personal pronoun:
.... are very good friends. (wij)
A
he
B
they
C
you
D
we
Slide 13 - Quizvraag
Choose the correct personal pronoun:
_____ is from London. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we
Slide 14 - Quizvraag
Subject vs. Object pronoun
Persoonlijke voornaamwoorden
Subject pronoun vs. Object pronoun
Subject pronoun / Onderwerp
Object pronoun / Lijdend of meewerkend voorwerp
Vaak het onderwerp v/d zin
Vaak het lijdend of meewerkend voorwerp v/d zin.
I = ik
You = jij
She/He/It = zij/hij/het
We = wij
You = jij
They = zij
She
helps me cook dinner.
Me = mij
You = jou
Her/Him/It = haar/hem/het
Us = ons
You = jullie
Them = hun
She helps
me
cook dinner.
Slide 15 - Tekstslide
Independent work
-> Complete the tasks on the checklist.
Use the online audio files:
Audio I. 3
/
Audio I. 1
Don't forget to show your work to me.
- Question? Come to my table.
Slide 16 - Tekstslide
Quizlet
Vocabulary unit 1 Foundation
Slide 17 - Tekstslide
www.kahoot.it
Slide 18 - Link
Homework
- create a Quizlet account
- practice vocabulary on Quizlet
- Holmwoods 20 minutes
Slide 19 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
subject vs object pronouns
December 2023
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Theme 1-7
Oktober 2022
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Week 49 S12 les 1 (personal pronouns)
December 2023
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 1
Week 49 S12 les 1 (personal pronouns)
September 2024
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 1
1mh2 object en subject pronouns
Oktober 2021
- Les met
24 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
K1 Ch 1 interrogative pronouns
Oktober 2021
- Les met
21 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Lesson 1.1 19 sep
September 2022
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Lesson 1.2 16 sep
September 2022
- Les met
20 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1