5H herh. 14.3 en 14.4 dl2

H14 Reageren
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H14 Reageren

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Quiz time!
- Herhalen 14.3 + 14.4 dl2
- Examenvragen oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 14.3
- Je legt het verschil uit tussen het animale en het autonome zenuwstelsel.
- Je beschrijft de bouw en werking van de onderdelen van het centrale en perifere zenuwstelsel.
- Je legt uit hoe een regelkring met zintuigen, zenuwen en spieren helpt bij het uitvoeren van bewegingen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 14.4
- Je beschrijft de bouw van zenuwcellen.
- Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt.
- Je beschrijft een reflexboog.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welk deel van een zenuwcel leidt impulsen van het cellichaam af?
A
Dendriet
B
Axon

Slide 6 - Quizvraag

Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen
D
geen van alle

Slide 7 - Quizvraag

Waar ligt het cellichaam van de gevoelszenuwcel/ sensorisch neuron?
A
in het centrale zenuwstelsel
B
buiten het centrale zenuwstelsel

Slide 8 - Quizvraag

In welke richting geleiden gevoelszenuwcellen/ sensorische neuronen impulsen?
A
Naar het centrale zenuwstelsel toe
B
van het centrale zenuwstelsel af

Slide 9 - Quizvraag

Welk neuron eindigt bij een spier?
A
schakelcel
B
sensorisch neuron
C
motorisch neuron

Slide 10 - Quizvraag

Een sterkere prikkel leidt tot
A
hogere actiepostentiaal
B
hogere impulsfrequentie

Slide 11 - Quizvraag

Je ruikt eerst een vieze lucht wanneer je een lokaal inkomt, maar na een tijdje niet meer (=gewenning). Hoe kan dat?
A
de drempelwaarde wordt lager
B
de drempelwaarde wordt hoger
C
impulssterkte wordt lager
D
impulsfrequentie wordt lager

Slide 12 - Quizvraag

Animale zenuwstelsel
Zowel de bewuste bewegingen als de reflexen lopen via het animale zenuwstelsel: 

De zenuwen lopen van uitwendige zintuigen (receptoren) via het centrale zenuwstelsel naar de uitvoerders (effectoren = spieren en klieren)


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Autonome zenuwstelsel
Dit zenuwstelsel regelt de activiteit van de inwendige organen. 

Het bestaat uit twee delen:
- Orthosympatisch deel (actie van je lichaam)
- Parasympatisch deel (rust en herstel)

zie BINAS 88L


Slide 15 - Tekstslide

De spieren die je gebruikt bij het praten
A
Animaal
B
Autonoom

Slide 16 - Quizvraag

De spieren in de huid die je kippenvel bezorgen
A
Animaal
B
Autonoom

Slide 17 - Quizvraag

De spieren die je gebruikt om te lopen
A
Animaal
B
Autonoom

Slide 18 - Quizvraag

De spieren die voor een kniepeesreflex zorgen
A
Animaal
B
Autonoom

Slide 19 - Quizvraag

Je hartspier
A
Animaal
B
Autonoom

Slide 20 - Quizvraag

De spieren voor de peristaltische beweging van je darm
A
Animaal
B
Autonoom

Slide 21 - Quizvraag

Autonoom zenuwstelsel


Bestaat uit twee delen:

Orthosympatisch zenuwstelsel: 
actie
Parasympatisch zenuwstelsel: 
rust en herstel
 


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Hersenschors

Slide 25 - Tekstslide

Waar ligt een motorprogramma voor fietsen opgeslagen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
kleine hersenen

Slide 26 - Quizvraag

Je wilt je rechterhand optillen. Waar beginnen de impulsen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
hersenstam
D
kleine hersenen

Slide 27 - Quizvraag

Waar begint een reflex?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
D
zintuig

Slide 28 - Quizvraag

Welke onderdelen van een reflexboog liggen in het ruggenmerg?

Slide 29 - Open vraag

Kan dit reflex nog optreden als:
1. De zenuwcellen bij R zijn uitgeschakeld?
2. In de grote hersenen de bewegingscentra zijn uitgeschakeld?
A
1: Ja 2: Ja
B
1: Ja 2: Nee
C
1: Nee 2: Ja
D
1: Nee 2: Nee

Slide 30 - Quizvraag

Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner

Slide 31 - Quizvraag

Examenvragen oefenen
Maken examenvragen Zenuwstelsel (14.3 + 14.4)

--> link
timer
20:00

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link