Thema 2 Organen&Cellen

Thema 2 Organen & cellen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Organen & cellen

Slide 1 - Tekstslide

BS 2.1  Organen van dieren
Leerdoelen:
Je kunt organen benoemen in een torso en in een dwarsdoorsnede van de romp.
Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen en dieren.

 

Slide 2 - Tekstslide

Orgaan: een deel van een organisme dat een of meerdere taken uitvoert. 

Slide 3 - Tekstslide

Orgaanstelsels: een groep organen die samenwerken voor een bepaalde taak. 

Slide 4 - Tekstslide

Bij de meeste zoogdieren zijn de organen en orgaanstelsels hetzelfde als bij de mens. 
Bij insecten ziet het er anders uit, maar hebben wel organen en orgaanstelsels. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke orgaanstelsels zie je hier?
Ademhalingsstelsel
bloedvatenstelsel
Spijsverteringsstelsel
spierenstelsel

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is een torso?
A
hele lichaam zonder hoofd, armen en benen
B
het lichaam zonder armen en benen
C
hele lichaam zonder hoofd en, armen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een orgaan?
A
een deel van je lichaam
B
een deel van een organisme met een eigen taak
C
een torso
D
het verteringsstelsel

Slide 8 - Quizvraag

De torso:
Hoe heet het grijze orgaan?
A
De slokdarm
B
De dikke darm
C
De dunne darm
D
De maag

Slide 9 - Quizvraag

De torso:
Hoe heet het donker bruine orgaan?
A
Het hart
B
De maag
C
De long
D
De lever

Slide 10 - Quizvraag

Aan het werk!
M: Maak opdracht 1 t/m 8( opdr. 8 in tweetallen)
Dit is HW voor volgende les. 

Is er in de les tijd over?
Maak dan de samenvatting (opdr. 4) in je boek, opdracht 9+ , daarna de samenhang. 




Slide 11 - Tekstslide

BS 2.2 Organen van planten
Leerdoelen:
Je kunt de bouw en functie van wortels, stengels en bladeren beschrijven. 
Je kunt organenstelsels van planten noemen met hun functie.

Slide 12 - Tekstslide

De organen van planten zijn:
  • bloem
  • blad
  • stengel
  • wortel

Slide 13 - Tekstslide

Wortels
Alle wortels van een plant samen noem je wortelstelsel. 
Dit bestaat uit:
- hoofdwortel
- zijwortel
- wortelharen

Functie: Water en mineralen opnemen, plant stevig in de grond houden, reserve stoffen opslaan. 

Slide 14 - Tekstslide

Stengels
Functies: 
- water en andere stoffen vervoeren
- stevigheid geven aan de plant


Kruidachtige plant      Houtachtige plant. 

Slide 15 - Tekstslide

Bladeren

Functie:
- voedsel (glucose)maken 
voor de plant (fotosynthese)


Slide 16 - Tekstslide

Vatenstelsel
Functie: transport (vervoeren)
- Water en mineralen gaan van de stengel 
   naar de andere delen van de plant
- Glucose gaat van de bladeren naar de 
   andere delen van de plant

Meerdere vaten samen: Vaatbundel

Slide 17 - Tekstslide

Organen van een plant
bloem
blad
wortel
stengel

Slide 18 - Sleepvraag

Je ziet hier de punten van een wortel met wortelharen. Wat is een taak van de wortel?
A
Voedselopslag
B
Stevigheid in de grond
C
Wateropname
D
Alle bovenstaande

Slide 19 - Quizvraag

Sommige planten hebben witte bladeren in plaats van groene bladeren. Is in deze bladeren fotosynthese mogelijk?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?
Wat maakt een plant bij fotosynthese?

Slide 21 - Sleepvraag

Aan het werk!
M: Maak opdracht 1 t/m 7
Dit is HW voor volgende les. 

Is er in de les tijd over?
Maak dan de samenvatting (opdr. 4) in je boek, opdracht 8+ 
Maak de samenhang opdracht van BS 2.2
 




Slide 22 - Tekstslide

BS 2.3 Cellen
Leerdoelen:
Je weet dat een organisme uit cellen bestaat.
Je kunt delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
Je kunt delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies. 

Slide 23 - Tekstslide

Cellen
Cellen zijn kleine bouwstenen van organismen.
Alles wat leeft bestaat uit cellen.
Er zijn veel verschillende cellen.

Slide 24 - Tekstslide

Dierlijke cellen

Slide 25 - Tekstslide

Plantaardige cellen

Hebben dezelfde
delen als dierlijke 
cellen .

Daarnaast hebben 
ze wat onderdelen 
wat dierlijke cellen niet hebben. 

Slide 26 - Tekstslide

Plastiden: Korrels in de cel.
Bladgroenkorrels: hier vind fotosynthese plaats.
Kleurstofkorrel: geeft bloemen of vruchten hun kleur. 
Zetmeelkorrel: bijv. bij een aardappel. Hier wordt zetmeel opgeslagen. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat hebben plantaardige cellen dat dierlijke cellen niet hebben?
A
celkern
B
celwand
C
bladgroenkorrels
D
cytoplasma

Slide 28 - Quizvraag

Dit zijn cellen uit een blad, kunnen deze cellen aan fotosynthese doen?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Benoem de onderdelen van de cel.
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Bladgroenkorrel
Vacuole
Celwand

Slide 30 - Sleepvraag

Aan het werk!
M: Maak opdracht 1 t/m 6
Dit is HW voor volgende les. 

Is er in de les tijd over?
Maak dan de samenvatting (opdr. 4) in je boek. Opdracht 7+ en 8+
Maak de samenhang opdracht van BS 2.3
 




Slide 31 - Tekstslide

2.4 De Celkern
Leerdoelen:
Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen. 
Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven. 

Slide 32 - Tekstslide

Lichaamscellen:  de cellen waar je lichaam van is opgebouwd. 
Chromosomen: in elke celkern liggen lange dunnen draden (van DNA), met erfelijke eigenschappen. 

Mensen hebben 46 chromosomen in hun 
celkern liggen. 
Elke cel in ons lichaam heeft in zijn celkern 
die 46 chromosomen. 

Slide 33 - Tekstslide

Chromosomen bestaan grotendeels uit DNA

De basen van DNA zijn:
A-T en C-G

T-A een Basenpaar
C-G een Basenpaar

Erfelijke eigenschappen: de eigenschappen die bepalen hoe je eruit ziet. Deze heb je gekregen van je vader en je moeder. 




Slide 34 - Tekstslide

Wat is een chromosoom?
A
Erfelijke eigenschap
B
één letter A/T/C/G
C
Een vorm van spaghetti
D
een lang dun draad met erfelijke eigenschappen

Slide 35 - Quizvraag

Een mens heeft .. chromosomen
A
44
B
46
C
48
D
50

Slide 36 - Quizvraag

Van wie heb je je chromosomen gekregen?
A
46 van je moeder
B
23 van je moeder
C
23 van je vader
D
23 van je moeder en 23 van je vader

Slide 37 - Quizvraag

Chromosomen
A
zijn altijd zichtbaar onder de microscoop
B
zijn soms zichtbaar onder de microscoop
C
zijn nooit zichtbaar onder de microscoop

Slide 38 - Quizvraag

Zet van groot naar klein
orgaan
cel
kern
chromosoom
DNA

Slide 39 - Sleepvraag

Sleep de juiste basen in het DNA molecuul
A
T
A
C
C
G
= G
= T
= A
= C

Slide 40 - Sleepvraag

Aan het werk!
M: Maak opdracht 1 t/m 8
Dit is HW voor volgende les. 

Is er in de les tijd over?
Maak dan de samenvatting (opdr. 4) in je boek. Opdracht 9+ en 10+
Maak de samenhang opdracht van BS 2.4
 




Slide 41 - Tekstslide

2.5  Celdeling
Leerdoelen:
Je kunt de beschrijven doe een cel zich deelt. 
Je kunt de kenmerken van stamcellen noemen. 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Aan het werk!
M: Maak opdracht 1 t/m 8
H: Maak opdracht 1 t/m 10+
Dit is HW voor volgende les. 

Is er in de les tijd over?
Maak dan de samenvatting (opdr. 4) in je boek.
Maak de samenhang opdracht van BS 2.4
 




Slide 44 - Tekstslide