Toptaal A1A2 16 juni




Dictee van de woorden van 
thema 16, taak 1 en 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les




Dictee van de woorden van 
thema 16, taak 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf op:

Slide 2 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 3 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 4 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 5 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 6 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 7 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 8 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 9 - Open vraag

Schrijf op:

Slide 10 - Open vraag

De quiz

Slide 11 - Tekstslide

Jij ...................... gisteren laat ...................
A
kwam, thuis
B
thuis, komt
C
kom, thuis
D
thuis, gekomen

Slide 12 - Quizvraag

Voor het maken van sieraden heb je speciaal ..................... nodig
A
reparatie
B
doel
C
naaimachine
D
materiaal

Slide 13 - Quizvraag

Jullie laten de hond uit .................... wij de tafel dekken.
A
bezig
B
net
C
terwijl
D
let op

Slide 14 - Quizvraag

Mijn buurvrouw had problemen met haar dak maar ................... is alles opgelost.
A
voorbij
B
uiteindelijk
C
bedoeling
D
ongelofelijk

Slide 15 - Quizvraag

Ik had zoveel pech vandaag! Eerst viel ik van de trap en ..................... liep de hond weg.
A
inmiddels
B
los
C
vervolgens
D
vrijwillig

Slide 16 - Quizvraag

Wat is ..................... van deze medicatie?
A
de kennis
B
oplossen
C
verdwijnen
D
de bedoeling

Slide 17 - Quizvraag

Is jouw dochter thuis? Nee, ze is ...................... naar de universiteit.
A
onderweg
B
net
C
bezig
D
voorbij

Slide 18 - Quizvraag

Toen ik het pakketje uitpakte, zag ik dat de vaas ....................... was.
A
gebrooken
B
gebroken
C
bebrookt
D
gebraken

Slide 19 - Quizvraag

Wil je een ...................... geven voor de boodschappen. Het was erg duur!
A
portemonnee
B
vrijwillig
C
zak
D
bijdrage

Slide 20 - Quizvraag

scheidbare werkwoorden in de perfectum (voltooide tijd)

Slide 21 - Tekstslide

Ik opgeruimd de kamer.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Heb jij de boodschappen afgerekend?
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Mijn zoon heeft zijn kamer niet schoonmaakt.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Mijn vrouw heeft de kinderen opgehaald.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Waarom jij onze afspraak afgezegd?
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

De kinderen hebben nog niet al hun cadeautjes geopenmaakt.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Ik heb heel veel formulieren voor de belasting ingevuld!
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

Ons bed is nog niet opgemaakt.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Jij hebt het boek niet teruglegt.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag