Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Toptaal A1A2 24 mei
De woorden van thema 14, taak 3
Vragen of; zeggen dat
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
MBO
Studiejaar 4
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
De woorden van thema 14, taak 3
Vragen of; zeggen dat
Slide 1 - Tekstslide
Dit is een ..................
A
bridejurk
B
trauwjurk
C
troujurk
D
trouwjurk
Slide 2 - Quizvraag
Na de bruiloft gaan veel mensen op ...........................
A
trouwreis
B
getrouwdreis
C
honingreis
D
huwelijksreis
Slide 3 - Quizvraag
De eerste schooldag is altijd heel .......................
A
verwachten
B
doorgaan
C
spannend
D
bovendien
Slide 4 - Quizvraag
Door Corona ........................ veel bruiloften niet .......................
A
zijn, doorgegaan
B
door, gingen
C
ging, door
D
gegaan, door
Slide 5 - Quizvraag
Is deze ..................... groot genoeg voor 200 gasten?
A
stadhuis
B
ruimte
C
huwelijk
D
liefde
Slide 6 - Quizvraag
In het stadhuis kan je voor de ........................ trouwen.
A
partner
B
bruiloft
C
wet
D
fotograaf
Slide 7 - Quizvraag
Het ..................... bestaat uit de volgende .........................: rozen, gipskruid en anjers.
A
uitzoeken, bloemen
B
boeket, bloemen
C
bloemen, gemiddeld
D
bloemen, gasten
Slide 8 - Quizvraag
De bruidegom draagt een zilvergrijs .........................
A
pak
B
trouwjurk
C
ring
D
bloem
Slide 9 - Quizvraag
We ...................... nog een leuk restaurant ...............................
A
uit, zoeken
B
hebben, uitzoeken
C
moeten, uitzoeken
D
wil, uitgezocht
Slide 10 - Quizvraag
Het is een goedkoop hotel. Je moet er maar niet teveel van .....................
A
verwachten
B
ophalen
C
uitzoeken
D
doorgaan
Slide 11 - Quizvraag
We mogen niet ....................... om de hond ............................
A
ophalen, te vergeten
B
vergeten, op te halen
C
halen, op te vergeten
D
doorgaan, te halen op
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Open vraag
Dictee
Slide 14 - Tekstslide
Luister en schrijf op:
Slide 15 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 16 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 17 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 18 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 19 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 20 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 21 - Open vraag
Luister en schrijf op:
Slide 22 - Open vraag
Werkwoorden in de verleden en voltooide tijd.
Slide 23 - Tekstslide
Ik ......................... (schrijven, verleden tijd)
Slide 24 - Open vraag
Wij .................... ......................... (fietsen, voltooide tijd)
Slide 25 - Open vraag
Jij ......................... (kopen, verleden tijd)
Slide 26 - Open vraag
Janny en Boris ...................... ........................ (lopen, voltooide tijd)
Slide 27 - Open vraag
Barbara en ik ...................... (spreken, verleden tijd)
Slide 28 - Open vraag
Bryan .......................... (antwoorden, verleden tijd)
Slide 29 - Open vraag
Jullie .................... niks ...................... (doen, voltooide tijd)
Slide 30 - Open vraag
Bijzinnen met "dat" en "of"
Slide 31 - Tekstslide
Werkwoorden met OF geven een onzekerheid aan.
proberen of
vragen of
kijken of
willen weten of
Slide 32 - Tekstslide
Werkwoorden met DAT
zeggen dat
willen dat
denken dat
hopen dat
beloven dat
zorgen dat
weten dat
Slide 33 - Tekstslide
Maak één zin van de
twee zinnen
Slide 34 - Tekstslide
Bijvoorbeeld:
Ik hoop.
Je houdt van pannenkoeken
In één zin:
Ik hoop dat je van pannenkoeken houdt.
Slide 35 - Tekstslide
Ik denk.
Ik kom niet op tijd
Slide 36 - Open vraag
De weerman heeft gezegd.
Het gaat morgen sneeuwen.
Slide 37 - Open vraag
Kijk jij eens.
Er is post.
Slide 38 - Open vraag
Vind jij ook?
Hij moet het gratis doen.
Slide 39 - Open vraag
De baas vraagt aan jou.
Jij wilt hem helpen.
Slide 40 - Open vraag
IK vraag me af.
U heeft gelijk.
Slide 41 - Open vraag
De collega's zeiden.
Ze begrepen het niet.
Slide 42 - Open vraag
1. Weet je dat er morgen les is?
2. Weet je of er morgen les is?
A
Er is geen verschil
B
Zin 1 is een mededeling en zin 2 is een vraag.
C
Zin 1 is een vraag en zin 2 is een mededeling
Slide 43 - Quizvraag
1. Weet je of Hassan komt eten?
2. Weet je dat Hassan komt eten?
A
Er is geen verschil.
B
Zin 1 is een mededeling en zin 2 is een vraag.
C
Zin 1 is een vraag en zin 2 is een mededeling.
Slide 44 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
De spelling van de werkwoorden
Mei 2024
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De spelling van de werkwoorden
11 dagen geleden
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
De magie van werkwoorden: vervoegen en voltooid deelwoord
Maart 2023
- Les met
13 slides
groep 8 werkwoord spelling cito
28 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
Perfectum Werkwoorden Voor Beginners
Mei 2023
- Les met
15 slides
NT2
Kleuteronderwijs
Spelling T9L5+6
Juni 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
groep 8 werkwoord spelling cito
6 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!
April 2023
- Les met
15 slides