Toptaal A1A2 26-4-2022



De woorden van thema 12, taak 3
bijvoeglijk naamwoorden
klanken en uitspraak

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



De woorden van thema 12, taak 3
bijvoeglijk naamwoorden
klanken en uitspraak

Slide 1 - Tekstslide

Na school kunnen de kinderen naar de .......................
A
kosten
B
opvang
C
gids
D
de kleuter

Slide 2 - Quizvraag

Mijn werkgever stuurt iedere week een ......................... met al het belangrijke nieuws.
A
nieuwsbrief
B
overblijven
C
begin
D
papieren

Slide 3 - Quizvraag

Moeten kinderen ........................ op school? Nee, ze mogen tussen de middag ook naar huis.
A
traktatie
B
overblijven
C
afhalen
D
kosten

Slide 4 - Quizvraag

Welke ....................... wil jij gaan volgen na de middelbare school?
A
opleiding
B
stagiaire
C
belang
D
gids

Slide 5 - Quizvraag

.................... mogen ..................... als ze jarig zijn.
A
De traktatie, opvang
B
De kleuter, overblijven
C
Leerlingen, trakteren
D
De gidsen, opgeven

Slide 6 - Quizvraag

De moeder van Darren ................. hem ............... bij de voetbalclub.
A
blijft, op
B
versie, blijven
C
blijven, geven
D
geeft, op

Slide 7 - Quizvraag

................... is het hetzelfde als ....................
A
de stage, de opleiding
B
tussenschoolse opvang, overblijven
C
de peuter, de kleuter
D
de kosten, de administratie

Slide 8 - Quizvraag

Wie ................... de kinderen van school ....................?
A
haalt, af
B
kost, de opvang
C
geef, op
D
begin, schooljaar

Slide 9 - Quizvraag

Ouders moeten hun kinderen iedere avond ......................!
A
doorhalen
B
voorlezen
C
voorblijven
D
overlezen

Slide 10 - Quizvraag


kosten

Slide 11 - Woordweb

de versie

Slide 12 - Woordweb

de opleiding

Slide 13 - Woordweb

de leerkracht
voorlezen

Slide 14 - Woordweb

overblijven
de leerling

Slide 15 - Woordweb



Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 16 - Tekstslide

De ...................... honden (groot)

Slide 17 - Open vraag

De ....................... schrijfster (belangrijk)

Slide 18 - Open vraag

Iedere ..................... roos (geel)

Slide 19 - Open vraag

Welke ..................... auto bedoel je? (zwart)

Slide 20 - Open vraag

Ze kamt haar .................... haar. (nat)

Slide 21 - Open vraag

Een ...................... raam (schoon)

Slide 22 - Open vraag

De ....................... ouders (blij)

Slide 23 - Open vraag

Een ........................ schip (indrukwekkend)

Slide 24 - Open vraag

Een ......................... situatie (gek)

Slide 25 - Open vraag

Het ...................... bankje (laag)

Slide 26 - Open vraag