Opdracht 4
Geef van onderstaande woorden de meervoudsvorm.
1 monnik - monniken 16 kiwi - kiwi's
2 leeuwerik - leeuweriken 17 café - cafés
3 bacterie - bacteriën 18 dominee - dominees
4 melodie - melodieën 19 amoebe (2x) - amoeben/ amoebes
5 prinses - prinsessen 20 cadeau - cadeaus
6 calorie - calorieën 21 alinea - alinea's
7 porie - poriën 22 niveau - niveaus
8 categorie - categorieën 23 crisis - crises/ crisissen
9 encyclopedie - encyclopedieën 24 dosis- doses/ dosissen
10 provincie (2x) - provinciën/ provincies 25 artikel - artikelen/ artikels
11 kopie: kopieën 26 koningin - koninginnen
12 baby - baby's 27 dvd - dvd's
13 paraplu - paraplu's 28 historicus -historici
14 opa - opa's 29 politicus - politici
15 dodo - dodo's 30 secretaris-generaal- secretarissen-generaal