Theme 3, lesson 1 - 3

Theme 3, lesson 2
- Check homework exercise           3,4,6,7
- stone 5 
- grammar 5
- Homework exercise 8,9,10,12,     13
-Slim stampen grammar 5

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Theme 3, lesson 2
- Check homework exercise           3,4,6,7
- stone 5 
- grammar 5
- Homework exercise 8,9,10,12,     13
-Slim stampen grammar 5

Slide 1 - Tekstslide

Ex 3 + 4

Slide 2 - Tekstslide

Ex 6 + 7

Slide 3 - Tekstslide

Stone 5
Open textbook on page 34
stencil stonesvertaling 5

Writing a letter of application

Slide 4 - Tekstslide

Grammar 5 
textbook page 35

Slide 5 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
  • Je gebruikte een bijvoeglijk naamwoord (adjective) om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord

  • Press the red button on the right. 
  • Collect fifty silver coins

Slide 6 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (2)
  • Je gebruikt een bijwoord om iets te zeggen over een werkwoord (hoe iets gebeurt), een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord in de zin. 

  • Quickly press the space bar. 
  • This is an incredibly difficult level. 

Slide 7 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (3)
  • Je maakt een bijwoord door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten. 

  • beautiful - beautifully
  • careful - carefully 


Slide 8 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (4)
  • LET OP:
    De spelling verandert wanneer het bijvoeglijk naamword eindigt op:
  • -le. Dan verandert -le in -ly
  • terrible - terribly                                                       unbearable - unbearibly

  • medeklinker + y. Dan verandert -y in -ily. 
  • angry - angrily                                                          merry - merrily

  • -ic. Dan komt er -ally achter. 
  • fantastic - fantastically                                       epic - epically 

Slide 9 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (5)
  • LET OP:
  • Na de werkwoorden to be, to seem, to feel, to look, to smell, to sound en to taste gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord. 

  • This game looks cool
  • The bread tastes awful
  • The band sounds amazing
  • This gadget is great. 

Slide 10 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (6)
  • Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm of hebben dezelfde vorm als het bijvoeglijk naamwoord. 

  • He's a good artist. - He draws well
  • She's a fast runner. - She runs fast
  • It's a long road. - I took long to get there. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Max is a ... singer.
A
good
B
well

Slide 13 - Quizvraag

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 14 - Quizvraag

You can ... open the box.
A
easy
B
easily

Slide 15 - Quizvraag

She drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 16 - Quizvraag

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantastically

Slide 17 - Quizvraag

Madonna is a ... singer.
A
terribly
B
terrible

Slide 18 - Quizvraag

That pizza smells ...
A
nicely
B
nice

Slide 19 - Quizvraag

I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 20 - Quizvraag

Did you understand Grammar 5????
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Homework:
- Workbook ex 8,9,10,12,13
- Online Slim Stampen, extra         oefenen Grammar 5




Slide 22 - Tekstslide