In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat weet je nog van de vorige les?
Scheiden verbeteren
Wat gaan we doen vandaag?
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les kun je de volgende methoden beschrijven en in de juiste context gebruiken:
chromatografie
ultracentrifuge & (ultra)filtratie
Wat weet je na deze les
Slide 2 - Tekstslide
Welke scheidingstechniek moet je toepassen voor het scheiden van een homogeen mengsel van twee vloeistoffen?
A
chromatografie
B
destillatie
C
extractie
D
indampen
Slide 3 - Quizvraag
Destilleren heeft veel overeenkomsten met indampen, maar er is ook een belangrijk verschil. Wat is het verschil tussen destilleren en indampen?
A
Bij destilleren vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
B
Bij indampen vang je de vloeistof die verdampt is weer op.
C
Destilleren gebeurt bij een hogere temperatuur.
D
Bij indampen kookt de vloeistof bij een lagere temperatuur.
Slide 4 - Quizvraag
Chromatografie is een scheidingsmethode
op basis van verschillen in oplosbaarheid
in de loopvloeistof (mobiele fase) en
de aanhechting aan de vaste fase (o.a. papier)
Chromatografie
Slide 5 - Tekstslide
Chromatografie
Een voordeel van chromatografie is dat je maar heel weinig stof nodig hebt.
Met chromatografie kun je een mengsel scheiden, een stof aantonen en zelfs de hoeveelheid van die stof bepalen.
Slide 6 - Tekstslide
Chromatografie
Vaste fase: chromatografie papier
Mobiele fase: de loopvloeistof. Deze loopt langs de vaste fase
Slide 7 - Tekstslide
Chromatografie
Rf waarde: retentiefactor
is een stofeigenschap
Hoe hoger de Rf-waarde, hoe beter de stof was opgelost in de loopvloeistof (mobiele fase).
Hoe lager de Rf-waarde hoe beter de stof hecht aan het papier (stationaire fase).
De Rf-waarde kun je berekenen met:
BA
Slide 8 - Tekstslide
Rf waarde: hoe dan?
Groen
Rood
Blauw
Slide 9 - Tekstslide
Stoffen die vastzitten aan het papier hebben een Rf waarde van bijna 0. Stoffen die bijna niet hechten aan het papier hebben een Rf waarde van bijna 1.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Het chromatogram van een practicum ziet er zo uit:
Wat is de Rf waarde van de blauwe vlek?
Rf waarde: even oefenen
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de Rf-waarde voor de blauwe stip?
A
1,13
B
0,58
C
0,78
D
0,92
Slide 12 - Quizvraag
Bij (papier)chromatografie hebben stippen hoog op het chromatografiepapier meer affiniteit met de ..(1).. fase, terwijl stippen laag op het papier meer affiniteit hebben met de ..(2).. fase
A
(1) mobiele
(2) stationaire
B
(1) stationaire
(2) mobiele
C
(1) mobiele
(2) mobiele
D
(1) stationaire
(2) stationaire
Slide 13 - Quizvraag
kolomchromatografie
papierchromatografie
dunnelaag chromatografie (TLC)
gaschromatografie
vloeistofchromatografie
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Papier chromatografie
Chromatogram vergelijken
GC, HPLC
De blauwe stip lost goed op in de loopvloeistof. Stof B loopt snel mee met de vloeistof/gas bij GC of HPLC
De groene stip lost minder goed op in de loopvloeistof en blijft beter plakken aan de stationaire fase.
Stof C blijft langer in de kolom en loopt minder goed mee met de vloeistof/gas bij GC of HPLC
Slide 16 - Tekstslide
Bij (papier)chromatografie hebben stippen hoog op het chromatografiepapier meer affiniteit met de ..(1).. fase, terwijl stippen laag op het papier meer affiniteit hebben met de ..(2).. fase
A
(1) mobiele
(2) stationaire
B
(1) stationaire
(2) mobiele
C
(1) mobiele
(2) mobiele
D
(1) stationaire
(2) stationaire
Slide 17 - Quizvraag
Welke scheidingstechniek moet je toepassen voor het scheiden van een homogeen mengsel van twee vloeistoffen?
A
chromatografie
B
destillatie
C
extractie
D
indampen
Slide 18 - Quizvraag
Bij ultrafiltratie kunnen hele kleine deeltjes uit een oplossing gescheiden
deze filtratie gebeurt met een membraan en onder verhoogde druk
de poriën van een ultrafiltratie membraan zijn tussen de 0.001 – 0.1 µm klein
Soorten filtratie (geen CE stof)
Bij microfiltratie kunnen kleine deeltjes uit een oplossing gescheiden
deze filtratie gebeurt met een membraan en onder verhoogde druk
de poriën van een ultrafiltratie membraan zijn tussen de 0.1 – 10 µm klein
Zuiveringsmethode. De grootte van de poriën van membranen bepaald welke zwevende stoffen, troebelheid en micro-organismen kunnen worden verwijderd.
Slide 19 - Tekstslide
Soorten filtratie (geen CE stof)
Deze vormen van filtratie worden bv gebruikt bij dialyse en zuiveren van drinkwater
Slide 20 - Tekstslide
Ultracentrifuge (geen CE stof)
Zuiveringsmethode.
De centrifuge met een groot aantal omwentelingen per seconde (ronddraaien om zijn as) voor scheiding van een mengsel met een klein verschil in dichtheid.
Afhankelijk van de centrifuge kunnen de buizen tot meer dan
100 000 omwentelingen per minuut maken (ultracentrifuge).
Slide 21 - Tekstslide
Op basis van welke stofeigenschap berusten de volgende scheidingsmethoden? Sleep de methode naar de juiste stofeigenschap.