paragraaf 3 de GA-lijn

Geaggregeerd aanbod
Paragraaf 3
De GA-lijn
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Geaggregeerd aanbod
Paragraaf 3
De GA-lijn

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Loonprijsspiraal
Hoge inflatie
Lonen passen zich daarop aan
Hogere kosten
Nóg hogere inflatie


Slide 4 - Tekstslide

Output gap vs. inflatie
Als de outputgap negatief is (laagconjunctuur want Y < Y*), heeft dat invloed op de inflatie: die gaat dalen.

Er wordt niet veel besteed, productie daalt, inkomen daalt. Bedrijven hebben overschotten: prijzen stijgen minder snel (of dalen)

Slide 5 - Tekstslide

Geaggregeerd aanbod
Het aanbod van de hele economie. Dus totale aanbod van alle goederen en diensten. (Productiefactoren)
Op lange termijn is output gap 0 (Y = Y*) en het geaggregeerde aanbod gelijk aan de potentiele productie
Op korte termijn kan geaggregeerd aanbod afwijken van potentiele productie door loonstarheid en prijsrigiditeit.

Slide 6 - Tekstslide

Inflatie en inflatieverwachting
- aanbieders maximaliseren bij MO = MK hun winst, bepalen aan de hand daarvan de productiehoogte. 
- Deze inschatting zal gelden voor een bepaalde periode, belangrijk onderdeel daarbij is de verwachte inflatie (hogere inflatie dan stijgen de productiekosten).
- Naïeve inflatieverwachting: De inflatie van vandaag is de inflatie van morgen. 

Slide 7 - Tekstslide

Korte termijn GA-Lijn
Wat als inflatie hoger is dan de verwachte inflatie?

Contracten met leveranciers zijn al afgesloten, 
aanbieders kunnen hun goederen en diensten afzetten tegen hogere prijs. Door loonstarheid en prijsrigiditeit blijven de kosten gelijk,
Dit zet aanbieder aan  tot meer productie.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Korte termijn GA
Verband tussen de inflatie en het Geaggregeerd aanbod op korte termijn. 
Alleen op korte termijn is er sprake van prijsrigiditeit en loonstarheid.
Hoe flexibeler de economie, hoe sneller lonen en prijzen zich aanpassen hoe steiler de GA-lijn.

Slide 10 - Tekstslide

Verschuiving langs de GA lijn
Korte termijn: Inflatie stijgt 
Bedrijven gaan meer produceren (Hogere opbrengsten) (Y1 naar Y2)

Dit is een verschuiving LANGS de GA lijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Verschuiving van de GA lijn
Lange termijn: Lonen worden aangepast, productiekosten stijgen, dus aanbod daalt weer. (Markt past zich aan)
Gevolg: hogere inflatie, zelfde output (Y). Verschuiving VAN de GA lijn (terug naar LTGA curve)

Slide 12 - Tekstslide

Helling GA
Flexibele prijzen:
Markt past zich sneller aan. Hogere inflatie leidt (bijna) direct tot hogere productiekosten. Dus stijgt het aanbod ook niet zoveel dan bij starre prijzen. 

Slide 13 - Tekstslide

Lange termijn GA-lijn (

Y* hangt af van productiefactoren

Door de jaren heen stijgt Y* door technologische vernieuwingen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Werken
Wil ik donderdag zien:
Hfst 2, Paragraaf 1, vraag 1,2,3,5,7

Hfst 2, paragraaf 2, vraag 1,2,3,4,6
Hfst 2, paragraaf 3, vraag 1,2,4,5,!!6!!,7

Slide 16 - Tekstslide

Monetair beleid
de MB-lijn

Slide 17 - Tekstslide

De inflatie is te hoog, wat moet de centrale bank dan doen om dat te beteugelen?
A
Rente omhoog
B
Rente omlaag

Slide 18 - Quizvraag

Waarom is deflatie niet fijn voor een economie van een land?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

De MB-lijn
Keynesiaans kruis geeft evenwicht op de goederenmarkt en geeft het bijbehorende inkomen waarbij de rente en inflatie gegeven zijn (bestedingen = inkomen).
GA-lijn geeft de hoogte van de inflatie bij ieder inkomen. De rente is daarbij gegeven.
MB-lijn (MB = Monetair Beleid)= de hoogte van de reële rente.

Slide 21 - Tekstslide

Renteregel
We veronderstellen dat de centrale bank een naïeve inflatieverwachting heeft. (Nu 5%, komende periode dus ook)

De Taylor-regel stelt dat de kortermijnrente omhoog moet als de inflatie boven de doelstelling uitkomt. 
Hoe hoger de waarde van g, hoe sterker de rente reageert op een verandering van de inflatie (r = f +gπ)

Slide 22 - Tekstslide

Renteregel
r = f +gπ
r = Renteverandering
f = rentevoet
π = Inflatieverwachting 
g = reactie van de bank op inflatieverwachting
Dus bij meer inflatie, gaat de rente wss omhoog

Slide 23 - Tekstslide

Renteverandering bij hoge en lage reactie van de centrale bank (G in formule boek)

Slide 24 - Tekstslide

Stel dat de inflatie hoog is en de bank wil dit fors remmen. Welke hoogte van rente is dan de effectief?

Slide 25 - Tekstslide

Rente omhoog
Bij een verhoging van de rente zal de MB-lijn naar boven verschuiven, waardoor er een verschuiving langs de IS-lijn ontstaat naar een lager evenwichtsinkomen.
 print

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Video

Oefenen
vraag 1,2,3

Slide 29 - Tekstslide