Werkwoordspelling theorie

Differentiatie-uur Nederlands
Werkwoordspelling
Theorie en toepassing van de werkwoordspelling
Desiree Keijner
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Differentiatie-uur Nederlands
Werkwoordspelling
Theorie en toepassing van de werkwoordspelling
Desiree Keijner

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat is de allerbelangrijkste vraag die je moet stellen voordat je een werkwoord gaat vervoegen?

Slide 3 - Open vraag

Persoonsvorm

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 5 - Woordweb

Als je dat weet, moet je de tijd bepalen......
We beginnen met de tegenwoordige tijd.....

Slide 6 - Tekstslide

Schema met regels voor de tegenwoordige tijd
Werkwoordspelling t.t.

Slide 7 - Tekstslide

Welk werkwoord is geen tegenwoordige tijd?
A
Fietst
B
Melden
C
Bedenk
D
Verloren

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoor in de zin:
Hij....... (houden) niet van vla.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
hou

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord moet op de puntjes:
........(melden) jij je nog even bij de teamleider?
A
meld
B
meldt
C
melt

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord hoort op de puntjes:
Mijn ouders .......(vermoeden) het direct als mijn broer liegt
A
vermoede
B
vermoedden
C
vermoeden

Slide 11 - Quizvraag

Herhaling van stappen:
1. Is het werkwoord dat ik moet vervoegen een PV?

Zo ja:
- is het tegenwoordige tijd?
-is het verleden tijd?


Slide 12 - Tekstslide

En dan gaan we nu zelf aan de slag.....
Ga terug naar Teams, zet het blad werkwoordspelling op je iPad of maak er een foto van en vul de juiste werkwoorden in.

Slide 13 - Tekstslide