In de volgende gevallen schrijf je alleen een -e:
Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets waar er maar één van is:
zon + bank = zonnebank - maan + schijn = maneschijn.
Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoudsvorm heeft:
rijst + brij = rijstebrij - rogge + brood = roggebrood.
Als het eerste deel van de samenstelling een meervoud heeft op een -s:
conciërge (meervoud: conciërges) + kamer = conciërgekamer.
Als het eerste deel van de samenstelling twee meervoudsvormen kent, op -n en op -s:
lade (meervoud: laden of lades) + kast = ladekast.
Als het eerste deel van de samenstelling een versterkende betekenis heeft en het geheel een bijvoeglijk naamwoord is:
apetrots, reuzeleuk.
Als het eerste deel van de samenstelling van een werkwoord afkomstig is:
spinnewiel (van het werkwoord spinnen).
Als het eerste deel van de samenstelling een bijvoeglijk naamwoord is:
platteland (plat = bijvoeglijk naamwoord).