hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 Jong en Oud
Ruilen over de tijd
Sparen en lenen
Rente
Voorraadgrootheid
Stroomgrootheid

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2 Jong en Oud
Ruilen over de tijd
Sparen en lenen
Rente
Voorraadgrootheid
Stroomgrootheid

Slide 1 - Tekstslide

Dominante strategie voor Boerkoel

A
Geen uitverkoop
B
Wel uitverkoop
C
hij heeft geen dominante strategie
D
eerst wel uitverkoop, dan geen uitverkoop.

Slide 2 - Quizvraag

Is dit een gevangenendilemma?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Is dit een gevangenendilemma?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Nu minder consumptie later meer door gespaard geld + rente

Slide 5 - Tekstslide

Nu minder consumptie later meer door gespaard geld + rente

Slide 6 - Tekstslide

Lenen. Nu meer consumptie. Later minder door rente en aflossing

Slide 7 - Tekstslide

Rente = prijs van tijd
  • Stel je hebt € 100 
  • Je koopt alleen tosti's van € 1
  • Je kunt 100 tosti's kopen
  • Je besluit consumptie uit te stellen en gaat deze € 100 sparen
  • Er is 10 % inflatie. Dus na een jaar is prijs € 1,10
  • Je kunt dan nog maar € 100/ € 1,10 = 90 tosti's kopen (afgerond)

Slide 8 - Tekstslide

Rente is prijs van tijd
  • De spaarder wil een vergoeding want:
  • uitstellen doet een beetje pijn
  • Je kunt gaat niet gelijk consumeren
  • Je wil compensatie voor inflatie
  • 10 % rente!!
  • € 100 + 10 % = € 110
  • € 110/ € 1,10 = 100 tosti's
tijd kost geld!

Slide 9 - Tekstslide

Rente op spaargeld

  • Hoe meer inflatie hoe hoger de rente die je wilt
  • Hoe meer onzekerheid hoe hoger de rente die je wilt
  • Hoe hoger het risico hoe hoger de rente die je wilt

Slide 10 - Tekstslide

Rente op lening
  • Voor het vervroegen van consumptie moet je rente betalen
  • Bank heeft te maken met inflatie en onzekerheid dus wil rente
  • Rente is bovendien inkomen voor bank


Slide 11 - Tekstslide

Hoe graag wil je?
Stel rente op lening is 5 %.

Jan wil niet meer dan 2 % rente betalen. Hij wacht wel

Petra is bereid 8 % rente te betalen. Dus 5 % vindt zij prima

Slide 12 - Tekstslide

Hoe graag wil je?
Stel rente op lening is 5 %.

Jan wil scooter kopen maar heeft geld niet. Hij kan best wachten. 

Petra wil ook scooter kopen. Ze vindt het moeilijk om te wachten
Zijn prijs van tijd is laag.
Consumptie naar voren halen is hem niet veel waard
Haar prijs van tijd is hoog.
Consumptie naar voren halen is haar veel waard

Slide 13 - Tekstslide

Wat is GEEN voorbeeld van
ruilen over de tijd?
A
Je betaalt maandelijks premie voor je pensioen.
B
Je koopt met een persoonlijke lening een nieuwe wasmachine.
C
Je betaalt elke maand huur voor je woning.
D
Je koopt een telefoon op afbetaling.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is WEL een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
Sparen voor een scooter
D
het krijgen van een uitkering

Slide 15 - Quizvraag

De rente op geleend geld is hoger dan de rente op spaargeld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door de inflatie kan je...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 17 - Quizvraag

Rente = 10%, Inflatie = 5%
Sparen is een goed idee
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Is je uiteindelijke schuld bij de bank een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 20 - Quizvraag

Is het opbouwen van een schuld bij de bank een stroomgrootheid of een voorraadgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 21 - Quizvraag

De hoeveelheid leerlingen op school is een:
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid

Slide 22 - Quizvraag

Leerdoelen gehaald?
Ruilen over de tijd
Sparen en lenen
Rente
Voorraadgrootheid
Stroomgrootheid

Slide 23 - Tekstslide