H6 Hormoonstelsel Paragraaf 1 en 2

 Hoofdstuk 6 Hormoonstelsel
Paragraaf 1 en 2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Hoofdstuk 6 Hormoonstelsel
Paragraaf 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillen tussen endocriene en exocriene klieren benoemen en van beide soorten klieren een voorbeeld noemen.
  • Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn tussen de regelende werking van het hormoonstelsel en die van het zenuwstelsel.
  • Je kunt met een voorbeeld beschrijven wat een doelwitorgaan is.
  • Je kunt in een figuur van het menselijk lichaam de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
  • Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met homeostase van het lichaam.
  • Je kunt beschrijven wat het verband is tussen de hormonale regeling en de homeostase van het lichaam.
  • Je kunt met een voorbeeld het proces van negatieve terugkoppeling uitleggen.





Slide 2 - Tekstslide

REGELING van processen in het lichaam

Hormoonstelsel -->
regelt allerlei langzame en langdurige processen in het lichaam

Zenuwstelsel -->
regelt allerlei snelle en kortstondige processen in het lichaam

Slide 3 - Tekstslide

Zenuwstelsel
Hormoonstelsel
Langzame 
Zenuwstelsel
Hormoonstelsel
Signalen:
Impulsen
Hormonen
Doorgegeven via:
Zenuwcellen
Bloed
Snelheid
Snel
Langzaam
Duur
Kort
Lang
Verschil zenuwstelsel - hormoonstelsel

Slide 4 - Tekstslide

Klieren
  • Exocriene klier: product wordt afgegeven door een afvoerbuis
  • Endocriene klier: product wordt afgegeven aan het bloed
Hormoonstelsel = endocrien

Slide 5 - Tekstslide

Typen hormonen
Peptidehormonen (GH, FSH, LH, TSH, ADH,....)
  • Eiwit
  • Receptoreiwit op celmembraan nodig
  • Second messenger
  • Beïnvloedt genexpressie

Steroïdenhormonen (testosteron, cortison,...)
  • Vet (lipide)
  • Kan direct door celmembraan
  • Receptoreiwit op kernmembraan
  • Beïnvloedt genexpressie

Slide 6 - Tekstslide

Hormonen
Hormoonklier: endocriene klieren die hormonen produceren

Hormoon: signaalstof

Doelwitorganen hebben receptoren voor dat hormoon.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Werking van hormonen
effect wordt beïnvloed door hoeveelheid hormoon & receptoren

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hormoonklieren
Welke hormoonklieren zijn dit? 

Slide 12 - Tekstslide

Hormoonklieren
1. hypothalamus
2. hypofyse 
3. schildklier
4. (thymus)
5. bijnieren 
6. alvleesklier (eilandjes van Langerhans)
7. ovaria
8. testis

Slide 13 - Tekstslide

Homeostase en regelkringen
Homeostase = stabiele en gelijkmatige toestand in lichaam 

(BINAS 89C) Negatieve terugkoppeling = het eindproduct werkt remmend op het proces
Des te meer product, des te meer remming en des te minder product, des te minder remming
Doel = eindproduct binnen bepaalde waarden houden

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Voorbeelden van regelkringen

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillen tussen endocriene en exocriene klieren benoemen en van beide soorten klieren een voorbeeld noemen.
  • Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn tussen de regelende werking van het hormoonstelsel en die van het zenuwstelsel.
  • Je kunt met een voorbeeld beschrijven wat een doelwitorgaan is.
  • Je kunt in een figuur van het menselijk lichaam de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
  • Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met homeostase van het lichaam.
  • Je kunt beschrijven wat het verband is tussen de hormonale regeling en de homeostase van het lichaam.
  • Je kunt met een voorbeeld het proces van negatieve terugkoppeling uitleggen.





Slide 17 - Tekstslide

Hormonale communicatie duurt even. Waardoor komt dit?
A
omdat het signaal via de zenuwen traag is
B
omdat hormonen via bloed worden vervoerd.
C
er vindt eerst translatie plaats.
D
vanwege hydrofiele interacties.

Slide 18 - Quizvraag

De reactie op hormonen wordt beïnvloed door:
A
temperatuur en pH
B
concentratie v.h. hormoon en de temperatuur
C
de pH en het aantal receptoren.
D
concentratie v.h. hormoon en aantal receptoren.

Slide 19 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat de hormonen worden afgebroken in de lever?
A
anders blijven ze werkzaam.
B
anders blijft de concentratie stijgen.
C
vers hormoon werkt beter.
D
dat is beter voor de zenuwcellen.

Slide 20 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er meer hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd in zijn werking.

Slide 21 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er minder hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd in zijn werking.

Slide 22 - Quizvraag

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat is het effect als er in een regelkring alleen maar + staat?
A
Positieve terugkoppeling: versterking van het resultaat.
B
Negatieve terugkoppeling: een evenwicht.

Slide 23 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De melkgift komt op gang als een baby bij de moeder gaat drinken.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 24 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De lichaamstemperatuur is ongeveer 37 graden Celsius.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 25 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Het zuurstofgehalte in het bloed blijft binnen bepaalde grenzen.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 26 - Quizvraag

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 27 - Quizvraag