4. Hausaufgaben für Morgen. Leren Lektion 1, 2 und 3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Montag, den 19. September 2022
1. inloggen in mijn klas:
Lessonup klascode:
M3B → mpirl
M3C → zfype
2. Wiederholung (herhaling) Lektion 1 und 2
3. Texte lesen und Fragen beantworten
4. Hausaufgaben für Morgen. Leren Lektion 1, 2 und 3
Slide 1 - Tekstslide
Was sind die regelmäßige (regelmatige)/ schwache (zwakke) Verben(werkwoorden) ?
A
werkwoorden die in de verleden tijd een andere klinker krijgen en het voltooid deelwoord eindigt op -en
B
werkwoorden die in de tegenwoordige tijd vast uitgang (bv -e -st - t enz achter de stam krijgen en het voltooid deelwoord eindigt op een -t
C
werkwoorden die in de verleden tijd geen andere klinker krijgen en het voltooid deelwoord eindigt op een -t
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de hoofdregel voor vervoeging van de zwakke werkwoorden?
A
ich wohn + e
du wohne +st
e/sei/es wohne +t
wir wohne +en
ihr wohne +t
sie/Sie wohne +en
B
ich wohn + e
du wohne + t
e/sei/es wohne +t
wir wohne +en
ihr wohne +t
sie/Sie wohne +en
C
ich wohn + e
du wohne +est
e/sei/es wohne +et
wir wohne +en
ihr wohne +et
sie/Sie wohne+en
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de regel voor vervoeging van de zwakke werkwoorden met de stam op -d/-t?
A
ich wohn + e
du wohne +st
e/sei/es wohne +t
wir wohne +en
ihr wohne +t
sie/Sie wohne +en
B
ich wohn + e
du wohne + t
e/sei/es wohne +t
wir wohne +en
ihr wohne +t
sie/Sie wohne +en
C
ich wohn + e
du wohne +est
e/sei/es wohne +et
wir wohne +en
ihr wohne +et
sie/Sie wohne+en
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de regel voor vervoeging van de zwakke werkwoorden met de stam op een sisklank?
A
ich wohn + e
du wohne +st
e/sei/es wohne +t
wir wohne +en
ihr wohne +t
sie/Sie wohne +en
B
ich wohn + e
du wohne + t
e/sei/es wohne +t
wir wohne +en
ihr wohne +t
sie/Sie wohne +en
C
ich wohn + e
du wohne +est
e/sei/es wohne +et
wir wohne +en
ihr wohne +et
sie/Sie wohne+en
Slide 5 - Quizvraag
Was sind starke(sterke) Verben?
A
werkwoorden die in de verleden tijd een andere klinker krijgen en het voltooid deelwoord eindigt op -en
B
werkwoorden die in de tegenwoordige tijd vast uitgang (bv -e -st - t enz achter de stam krijgen en het voltooid deelwoord eindigt op een -t
C
werkwoorden die in de verleden tijd geen andere klinker krijgen en het voltooid deelwoord eindigt op een -t
Slide 6 - Quizvraag
Was sind die unregelmäßige (onregelmatige) Verben?
A
Dit zijn werkwoorden die niet volgens de standaardregels vervoegd worden en waarvan de uitgangen dus apart geleerd moeten worden.
bv: haben, sein en werden
B
gewoon hetzelfde net als de sterke werkwoorden.
bv: kommen, gehen, geben enz
Slide 7 - Quizvraag
Also (dus): Haben und sein sind:
A
unregelmäßige Verben
B
regelmäßige Verben
Slide 8 - Quizvraag
haben en sein zijn belangrijk. Waarom?
A
ze komen vaak voor
B
ze zijn makkelijk
C
het zijn zwakke werkwoorden
D
het zijn hulpwerkwoorden
Slide 9 - Quizvraag
Tragt die richtige Verbform von: haben und sein ein. (U heeft) starke Bauchschmerzen
A
sie hat
B
sie haben
C
Sie haben
D
Slide 10 - Quizvraag
Vertaal en vervoeg.... (zijn) .............. deine Eltern geschieden?
A
sein
B
sind
C
haben
D
hat
Slide 11 - Quizvraag
Bij het maken van een voltooide tijd, hebben wij haben en sein nodig?
A
ja
B
nee
C
som
Slide 12 - Quizvraag
stelling 1 --> Bij duitse werkwoorden die we - bewegingswerkworden- noemen, gebruiken wij: sein. stelling 2--> bij alle andere werkwoorden gebruiken wij: haben
welke stelling(en) klopt ?
A
stelling 1 en 2
B
stelling 1
C
stelling 2
D
geen één
Slide 13 - Quizvraag
vul haben of sein + voltooid deelwoord
Wir (haben)…….in Weesp (gewoond)
A
haben/gewohnd
B
haben/gewohnt
C
hast/gewohnt
D
Slide 14 - Quizvraag
voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden:
A
een vorm van haben + ge +stam+(e)t
B
een vorm van sein + ge +stam+(e)t
C
een vorm van haben of sein + ge +stam+(e)t
D
Slide 15 - Quizvraag
Übersetze / Vertaal Ik heb gewoond
Slide 16 - Open vraag
Übersetze / Vertaal k heb gereisd (bewegingswerkwoord!!! je gaat van A naar B)
Slide 17 - Open vraag
Vervoeg de werkwoorden Er ............. seht viel. (arbeiten)
Slide 18 - Open vraag
Vervoeg de werkwoorden ............. ihr auch in Amsterdam. (wohnen)
Slide 19 - Open vraag
Vervoeg de werkwoorden ............. ihr auch in Amsterdam. (wohnen)