Marketing les 7

Waarom maak je gebruik van een steekproef?
1 / 45
volgende
Slide 1: Open vraag
MarketingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waarom maak je gebruik van een steekproef?

Slide 1 - Open vraag

Steekproef
Scheelt tijd en geld

Slide 2 - Tekstslide

Casus Culturele voorzieningen

Slide 3 - Tekstslide

vraag 1

Slide 4 - Open vraag

Vraag 1
Enorme spreiding, bovendien kan de enquêteur dat wel schatten. 
Beter: hoe oud bent u? 

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 2

Slide 6 - Open vraag

Vraag 2
Dit is een domme vraag. De enquêteur kan dit gewoon zien. Het zou daarom zelfs een beledigende vraag kunnen zijn. Beter dat de enquêteur dit zelf invult

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 3

Slide 8 - Open vraag

Vraag 3
Deze antwoorden dubbelen. ‘ja’ is ook ‘soms’ en ‘nee’ is ook ‘nooit’. Bovendien, wat is ‘soms’? Eén keer per week, één keer per maand of één keer per jaar? 

Bovendien, wat zijn culturele voorzieningen? Dat is nog nergens gedefinieerd. Dat vraagt erom de vraag te splitsen. Eerst de culturele voorzieningen bevragen en daarna de bezoekfrequentie bevragen. Bezoekt u het theater, de bioscoop, de Volksuniversiteit enzovoort? Daarna de frequentie: elke week, > 1 keer per maand, > 1 keer per jaar, < 1 keer per jaar, nooit

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 4

Slide 10 - Open vraag

Vraag 4
Dit is een dubbele vraag; waar en wat. Bovendien zijn de antwoorden op deze vraag niet statistisch te verwerken. Hier is dus een meerkeuzevraag op zijn plaats, aangevuld met een meervoudige vraag. Dus: 'Gaat u wel eens naar de bioscoop?' 'Ja …' 'Naar welke bioscoop gaat u dan?', gevolgd door een keuze aan plaatselijke bioscopen. Niet vergeten toe te voegen: 'een andere bioscoop, namelijk ...'

Slide 11 - Tekstslide


Slide 12 - Open vraag

Vraag 5
Ook deze vraag kan beter gesplitst worden. Zijn er voldoende theaters, bioscopen? Enzovoort. 
De antwoorden zijn bovendien suggestief: ’veel te veel’ en ‘veel te weinig’. 
Bovendien: wat is veel? Wat voor de een veel is, is voor de ander veel te veel of te weinig. Hier is een gesloten vraag beter op zijn plaats: 'mee eens' of 'niet mee eens'. 

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Open vraag

Vraag 6
Ook hier geldt: wat is ‘goed’? Goed voor wat en voor wie? Bovendien, als je dit aan iemand van 80 vraagt, heeft deze daar waarschijnlijk geen mening over, en die keuzemogelijkheid ontbreekt. Dus deze vraag is eerder geschikt voor een homogene doelgroep jongeren. Deze vraag kun je dus beter helemaal schrappen of, als je hem bevraagt in een homogene groep jongeren, veranderen in een gesloten vraag: 'Vind je … voldoende?' ja/nee

Slide 15 - Tekstslide


Slide 16 - Open vraag

Vraag 7
Hier vraag je ook meerdere dingen tegelijk. Kinderen? Zwemmen? Geschiktheid van het zwembad. Dus ook hier weer splitsen:
a. Heeft u kinderen? ja/nee (gesloten vraag)
b. Indien ja: 'Gaat u wel eens met uw kinderen naar het zwembad?' (antwoordschaal bijvoorbeeld: nooit, minder dan één keer per maand, meer dan één keer per maand, minder dan één keer per week, meer dan één keer per week, dagelijks)
c. Indien ja: 'Vindt u dit zwembad geschikt?' (Ervan uitgaande dat er maar één zwembad is natuurlijk. Anders moet je eerst vragen: 'Naar welk(e) zwembad(en) gaat u dan?') (meerkeuzevraag)  
d. Ten slotte: 'Waarom vindt u dit zwembad geschikt of ongeschikt?' Voor elke categorie een meerkeuzevraag toevoegen.

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag

Vraag 8
Vraag en antwoordmogelijkheden leiden tot dubbele ontkenningen. Geen gebruik en antwoord 'nee' staan gelijk aan 'ja'. Dit maakt de vraag en het antwoord verwarrend en daarom slecht te begrijpen

Slide 19 - Tekstslide


Slide 20 - Open vraag

Vraag 9
Wat als de ondervraagde nog nooit van het plan gehoord heeft? Dus ook deze vraag weer splitsen: Kent u het plan ...? Wat vindt u van het plan …? 

De keuzemogelijkheid ‘een slecht plan’ is natuurlijk suggestief en hoort niet in het rijtje thuis.

Slide 21 - Tekstslide


Slide 22 - Open vraag

Vraag 10
Hoe kan een geënquêteerde dat nu weten? 
Deze vraag kan hij alleen beantwoorden nadat hij een apart onderzoek heeft gedaan naar de bekendheid van het plan onder de bevolking.

Slide 23 - Tekstslide

Marktbenadering

Slide 24 - Tekstslide

Wat weet je nog over " Micro Economie"?

Slide 25 - Open vraag

Micro economie
bestudeerd afzonderlijke gezinnen en bedrijven

Micromarketing --> marketing van een individuele onderneming of instelling 

Bijv: Nova College maakt posters voor de open dagen en deze hangen in de regio in de bushokjes

Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je nog over "Meso Economie"?

Slide 27 - Open vraag

Meso economie
Bestudeerd bedrijfstakken en economische sectoren

Mesomarketing --> marketing van een bepaald deel van de samenleving of bijv. een bepaalde branche 

Bijv: alle ROC’s samen maken een poster die te zien is op alle treinstations

Slide 28 - Tekstslide

Wat weet je nog van "Macro economie"?

Slide 29 - Open vraag

Macro economie
bestudeerd het economische systeem in z'n geheel

Macromarketing: -->  marketing waarbij de gehele bevolking centraal staat 

bijv: de overheid maakt een spotje voor TV over agressief gedrag


Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Corebussines en kernwaarde
  • Core business = kernactiviteiten van een onderneming

  • Kernwaarden = basisprincipe van een organisatie

  • SBU = Strategic Business Unit (afdeling)

  • PMC = Product-marktcombinatie



Slide 32 - Tekstslide

Omschrijf met een voorbeeld voor een levensmiddelen fabrikant de begrippen : Corebussiness, kernwaarden, SBU en PMC

Slide 33 - Open vraag

Corebussines en kernwaarde
Voorbeeld: Levensmiddelen producent 

Core Business = ontwikkelen, produceren en verhandelen van voedsel
Kernwaarden = alleen met biologische ingrediënten werken
SBU = de afdeling die zich richt op sportvoeding
PMC = sportvoeding voor krachtsporten

Slide 34 - Tekstslide

blz 102 opgave 7
a Juist. Groepsdiscussies zijn heel geschikt om wensen en behoeften in kaart te brengen.

 

b Onjuist. Het berekenen van percentages is niet zinvol bij zulke kleine aantallen respondenten.

Slide 35 - Tekstslide

blz 102 opgave 7
c Onjuist. Als de techniek goed werkt, kan een goed opgeleide interviewer ook online een diepte-interview afnemen.

 

d Juist


e Onjuist. De onderzoeker wil gevoelens, motieven en wensen in kaart brengen. Dat gaat beter met behulp van open vragen en een checklist.

Slide 36 - Tekstslide

Blz 102 Vraag 9a

Slide 37 - Open vraag

Blz 102 vraag 9a
Beide onderzoeksvormen zijn mogelijk. 
In groepsdiscussies kan echter meer creativiteit loskomen, omdat de groep elkaar enthousiasmeert. Ook kan men hier gemakkelijker technieken inzetten

Slide 38 - Tekstslide

Blz 102 vraag 9b

Slide 39 - Open vraag

Blz 102 vraag 9b
In dit geval is het diepte-interview beter geschikt. 
In een groepsdiscussie kan er al gauw druk ontstaan om een bepaalde mening te verkondigen. Bovendien is het een onderwerp waar mensen waarschijnlijk liever persoonlijk over praten.

Slide 40 - Tekstslide

Blz 104 vraag 13
  • a Kwantitatief experiment.
  • b Kwantitatieve vragenlijst.
  • c Kwantitatieve vragenlijst.
  • d Kwantitatieve observatie.
  • e Kwantitatieve vragenlijst.
  • f Kwantitatieve observatie.
  • g Kwantitatieve vragenlijst.
  • h Kwantitatief experiment.







Slide 41 - Tekstslide

blz 164 vraag 11
a Onjuist. Een panel is een grote groep mensen die geregistreerd zijn bij het bureau en die bereid zijn om op verzoek van het bureau vragen te beantwoorden.

b Juist. Uit de lijst met klanten van het bedrijf kan een meer aselecte steekproef worden genomen.

Slide 42 - Tekstslide

blz 164 vraag 11
c Onjuist. Mensen die een ‘like’ op Facebook geven, denken positiever dan de gemiddelde klant. Het actief zijn op Facebook kan ook een bepaalde groep trekken die anders is dan de doorsnee van klanten.

d Onjuist. Een beroepsrespondent is iemand die heel veel vragenlijsten invult en daarom op een bepaalde manier naar producten en reclames gaat kijken. Hierdoor is hij of zij bevooroordeeld.

Slide 43 - Tekstslide

blz 164 vraag 11
e & f  Juist

g Onjuist. CAWI staat voor computer aided web interviewing. Voor het afnemen van schriftelijke vragenlijsten met behulp van de computer bestaat geen term, omdat mensen die dit willen doen, meestal gebruikmaken van een webenquête.

h Onjuist. Telefonische enquêtes leveren vaak een lage response, omdat men denkt dat het gaat om verkopen.

Slide 44 - Tekstslide

Geen huiswerk voor morgen

Slide 45 - Tekstslide