Lesson 10. 14/10

What are we going to do today? 
- Grammar revision 
- Check Test Yourself chapter 1. 
- Herhaling + verrijking page 47 of your workbook. 
   Do ex. 1 to 8. 
- time left? study for your test! 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today? 
- Grammar revision 
- Check Test Yourself chapter 1. 
- Herhaling + verrijking page 47 of your workbook. 
   Do ex. 1 to 8. 
- time left? study for your test! 

Slide 1 - Tekstslide

Modals 
May & might + infinitief om toestemming te vragen of om te zeggen dat is iets wel/niet toegestaan is. 

May I stay over this weekend? 
Might I ask you where you bought that sweater? 

Vertaling: 
May: mogen. Might: zou mogen. 

Slide 2 - Tekstslide

Modals
to be + allowed to + infinitief om te zeggen dat iets wel/niet toegestaan is VOLGENS DE REGELS. 

You're not allowed to go to the bathroom right now. 
You are allowed to take pictures here. 

Dit zijn regels die vast gesteld zijn door iets of iemand en daarom gebruik je allowed to. 

Slide 3 - Tekstslide

Modals 
Je gebruikt should (not) + infinitief als je vind dat iets wel/niet zou moeten. Bijvoorbeeld als je advies wilt geven of juist iets wilt afraden. 

bijvoorbeeld: 
- You should really read this book, I really liked it. (aanraden iets te doen). 
- You shouldn't be so mean to him, he doesn't deserve that. (advies geven over dat je iets niet moet doen) 

Slide 4 - Tekstslide

Modals 
je gebruikt must (not) + infinitief als je vindt dat iets wel/niet MOET. Must is veel krachtiger dan should. 

Bijvoorbeeld: 
- You must dress up for the wedding, it's the dresscode. 
- She musn't talk during this speech, it's impolite. 

Slide 5 - Tekstslide

Modals
je gebruikt has to/have to + infinitief om: 
- zekerheid, noodzaak of verplichting uit te drukken. 
bijvoorbeeld: The paint has to set for 4 hours for it to be beautiful. (noodzaak)

- te zeggen dat iets moet van iemand anders. 
bijvoorbeeld: Exercise 11 you have to do in Pairs, it's role card. (Het boek beveelt je het in tweetallen te doen). 

Slide 6 - Tekstslide

Modals
Je gebruikt ought to + infinitief om: 
- Jezelf en anderen advies te geven. 
bijvoorbeeld: You ought to stay in call until the bell goes off. 

- Te vertellen dat iets gedaan zou moeten worden. 
bijvoorbeeld: You ought to do your homework every time. 

- Te vragen naar eigen verplichtingen.
bijvoorbeeld: Ought I to write him an apology letter? 

Ought to is heel formeel en wordt niet heel vaak gebruikt. 

Slide 7 - Tekstslide

Short answers 
In het Engels is alleen met ja/nee antwoord onbeleefd. 
Bijvoorbeeld als de vraag is: 
Can Sara sleep over tonight? is het antwoord: 
- Yes, she can. 
of 
- No, she can't. 

Het werkwoord can van de vraagzin wordt dus herhaald in het antwoord.
Can is ook het eerste werkwoord in de zin. 

Slide 8 - Tekstslide

Future 
Toekomende tijd: Future. 
De toekomst aangeven. Dit kan op 4 manieren: 
- I will miss you : Will. -->25%
- It's goin to rain : Going to + werkwoord. --> 70%
- We are travelling tomorrow : Present Continuous. --> 90%
- My train leaves at 10 o'clock : Present Simple. --> 100%

Slide 9 - Tekstslide

Future 
Will: 
Je gebruikt will bij beloftes, aankondigen en besluiten. 

I will do my laundry tomorrow. 
I think we will win the lottery. 

Slide 10 - Tekstslide

Future 
To be going to: 
Je gebruikt am/are/is + going to + hele ww als je wilt aangeven dat iemand iets in de toekomst van plan is. In Nederlands gebruik je vaak het woord: gaan 

I am going to call you later. 
It is going to rain today. 

Slide 11 - Tekstslide

Future 
Present Continuous 
Je gebruikt de PC om te praten over afspraken in de nabije toekomst. (vliegreis, afspraak met iemand o.i.d.) 

We are flying to Australia tomorrow. 
I am playing a hockey match on Wednesday. 
am/are/is + hele ww + ing

Slide 12 - Tekstslide

Future 
Present Simple
Je gebruikt de PS om te praten over vasstaande toekomst, rooster of schema. 

The plane to London leaves in an hour. 
School starts at 08.25. 

Slide 13 - Tekstslide