Schaarste, alternatief aanwendbaar en budgetlijn

Schaarste, alternatief aanwendbaar en budgetlijn
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schaarste, alternatief aanwendbaar en budgetlijn

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je uitleggen wat schaarste is, het begrip alternatief aanwendbaar uitleggen en een budgetlijn tekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Leg de leerdoelen uit en benadruk het belang van deze begrippen bij het maken van keuzes in het dagelijks leven.
Wat weet jij al over schaarste en budgettering?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schaarste
Schaarste betekent dat er niet genoeg middelen zijn om alle behoeften te bevredigen.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit dat schaarste een fundamenteel economisch probleem is en dat het ons dwingt om keuzes te maken.
Alternatief aanwendbaar
Alternatief aanwendbaar betekent dat een middel op verschillende manieren kan worden gebruikt.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit dat alternatief aanwendbaarheid van belang is bij het maken van keuzes tussen verschillende opties.
Voorbeeld van alternatief aanwendbaar
Een voorbeeld van een alternatief aanwendbaar middel is geld. Het kan worden gebruikt om te sparen, te investeren of uit te geven.

Slide 6 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een middel dat alternatief aanwendbaar is en vraag de leerlingen om andere voorbeelden te bedenken.
Budgetlijn
Een budgetlijn laat zien welke combinaties van twee goederen iemand kan kopen met een bepaald budget.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit dat een budgetlijn kan helpen bij het maken van keuzes tussen verschillende opties en dat het belangrijk is om te weten hoe je er een kunt tekenen.
Voorbeeld van een budgetlijn
Een voorbeeld van een budgetlijn is een lijn die laat zien welke combinaties van pizza en frisdrank iemand kan kopen met een budget van €10.

Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een budgetlijn en vraag de leerlingen om andere voorbeelden te bedenken.
Hoe teken je een budgetlijn?
Om een budgetlijn te tekenen, moet je de prijzen van de goederen (x en y) en het budget (B) kennen. Teken een rechte lijn van B/x naar B/y.

Slide 9 - Tekstslide

Leg stap voor stap uit hoe je een budgetlijn tekent en laat enkele voorbeelden zien.
Effect van prijsverandering
Een verandering in de prijs van een goed verandert de helling van de budgetlijn.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit dat een prijsverandering van invloed kan zijn op de keuzes die mensen maken en dat het belangrijk is om de effecten ervan te begrijpen.
Effect van budgetverandering
Een verandering in het budget verplaatst de budgetlijn parallel naar rechts of naar links.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit dat een budgetverandering van invloed kan zijn op de keuzes die mensen maken en dat het belangrijk is om de effecten ervan te begrijpen.
Oefenen met budgetlijnen
Laat de leerlingen oefenen met het tekenen van budgetlijnen en het maken van keuzes op basis van de budgetlijnen.

Slide 12 - Tekstslide

Geef de leerlingen enkele oefeningen en help ze indien nodig. Bespreek de antwoorden en benadruk de belangrijkste concepten.
Toepassing in het dagelijks leven
Laat zien hoe schaarste, alternatief aanwendbaar en budgetlijnen van toepassing zijn op keuzes die mensen maken in het dagelijks leven.

Slide 13 - Tekstslide

Geef enkele voorbeelden van keuzes die mensen maken en hoe de begrippen schaarste, alternatief aanwendbaar en budgetlijnen een rol spelen bij die keuzes.
Samenvatting
Schaarste betekent dat er niet genoeg middelen zijn om alle behoeften te bevredigen. Alternatief aanwendbaar betekent dat een middel op verschillende manieren kan worden gebruikt. Een budgetlijn laat zien welke combinaties van twee goederen iemand kan kopen met een bepaald budget.

Slide 14 - Tekstslide

Vat de belangrijkste concepten samen en vraag de leerlingen om vragen te stellen als er iets niet duidelijk is.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.