In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
7.2 wat doet de Europese Unie
2 Mavo C, 26-05-2021
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma 26-05-2021
Welkom en waar zijn jullie gebleven?
Wat gaan wij deze les doen?
Wat zijn de leerdoelen?
Uitleg paragraaf 7.2
Zelfstandig werken en vragen stellen
Huiswerk en Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk vorige les
Slide 3 - Tekstslide
Na deze les.....
weet je wat de EU is en waarom die is opgericht
weet je wat productie is
weet je wat het belang van vrijhandel voor Nederland is
weet je welke voordele de euro heeft
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Vrijhandel
Voordelen:
makkelijker handelen
bedrijf kan eenvoudig verhuizen binnen EU
vrij verkeer van personen
Protectie
invoerrechten om Europese landen tegen buitenlandse concurrentie te beschermen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
De Euro
Eurozone:
Een aantal landen van de Europese Unie die de Euro als munteenheid hebben
Voordelen:
eenvoudig prijzen vergelijken
geen kosten voor omwisselen vreemd geld (-> hierdoor ook producten goedkoper)
Slide 12 - Tekstslide
Invoerrechten
De EU probeert de invoer van producten uit landen buiten de EU te verminderen door het heffen van invoerrechten.
Invoerrechten: belasting die je aan de grens betaalt voor het invoeren van producten uit China of Amerika (boven bepaald bedrag)
Slide 13 - Tekstslide
Wat doet Nederland eigenlijk in de Europese Unie?
A
wij profiteren van de vrije toegang in Europese markt
B
Tja, we zitten er nu eenmaal in dus, ja, we doen gezellig mee.
C
niets, we moeten maken dat we er weg komen
D
We zitten in de EU zodat we ook een Euromunt hebben
Slide 14 - Quizvraag
Een land die geen handel wil drijven met andere landen heeft een
A
open economie
B
exportprobleem
C
gesloten economie
D
importprobleem
Slide 15 - Quizvraag
Een voorbeeld van een land in Europa dat geen lid is van de Europese Unie
A
Luxemburg
B
Denemarken
C
Oostenrijk
D
Zwitserland
Slide 16 - Quizvraag
Als de Deense kroon in waarde stijgt terwijl jij daar heen gaat op vakantie, is dat voor jou een
A
voordelig, jij bent minder euro per kroon kwijt
B
nadeel, jij moet meer euro betalen per kroon
C
voordeel, de kroon is sterker
D
nadeel, de euro is sterker
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn invoerrechten?
A
Het recht om producten uit het buitenland in te voeren
B
Een subsidie die je van de EU krijgt om producten mee in te voeren
C
Belasting die je aan de grens betaalt om producten in te voeren
D
Het recht van andere landen om producten uit ons land in te voeren
Slide 18 - Quizvraag
Alle landen in de EU hebben de euro als munteenheid
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Jij wilt online nieuwe sneakers kopen. Bij een Nederlandse webshop kosten die 130 euro. Bij een Britse webshop kosten ze 120 pond. De wisselkoers is op dit moment 1,13 euro / pond. Waar ben je goedkoper uit?
A
Nederlandse webshop
B
Britse webshop
C
Ze zijn even duur
Slide 20 - Quizvraag
Opdrachten 16 tot en met 28
Begin met het maken van de opdrachten. Eerst 7 minuten in stilte, daarna mag jerustig overleggen
timer
7:00
Slide 21 - Tekstslide
Huiswerk
Lees paragraaf 5.3 goed door en maak de opgaven 16 tot en met 28 af.
Slide 22 - Tekstslide
Ik weet nu wat de euroese unie inhoudt, wat invoerrechten zijn, , wat protectie is en wat vrijhandel is. Ik weet ook wat wisselkoersen zijn