Herhaling H2 Het weer

Weer en Klimaat
herhalen 2.1 t/m 2.4 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Weer en Klimaat
herhalen 2.1 t/m 2.4 

Slide 1 - Tekstslide

Deeltjesmodel
Alles bestaat uit moleculen, kleinste deeltje van een stof

Moleculen zijn altijd in beweging
Moleculen veranderen niet
Moleculen trekken elkaar aan

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Temperatuur meten
Vloeistof thermometer --> thermometer waarin een vloeistof omhoog gaat. Schaalverdeling staat naast de stijgbuis
Digitale thermomenter --> thermometer met een schermpje
Bi-metaal --> 2 lagen van verschillende metalen op elkaar. De ene laag zet sneller uit dan de ander. Bi-metaal buigt bij verwarmen en afkoelen
Themometers zonder vloeistof gebruiken bi-metaal

Slide 4 - Tekstslide

Absolute nulpunt
  • Wanneer de temperatuur laag genoeg is bewegen de moleculen niet meer. Dit noemen we het absolute nulpunt
  • Het absolute nulpunt ligt bij -273°C, lager dan dit kunnen we niet komen
  • -273°C = 0K 
  • Kelvin (K) = temperatuur in °C + 273

Slide 5 - Tekstslide

Absolute nulpunt
  • De druk van een gas ontstaat door de moleculen die tegen een wand botsen. Als de temperatuur lager wordt, zijn er ook minder botsingen. 
  • Bij het absolute nulpunt zijn er dan dus ook geen botsingen meer en is er een druk van 0 Pa

Slide 6 - Tekstslide

Luchtdruk


De druk van de luchtmoleculen op ons en de aarde. Hoe hoger in de lucht hoe lager de druk (minder moleculen boven je)
Meestal gebruiken we:
1mbar = 100Pa
1bar = 0,1Pa
Grootheid
Eenheid
Symbool
Druk
Pascal
Pa

Slide 7 - Tekstslide

Druk meten
Barometer --> Meet de luchtdruk
Manometer --> meet de overdruk in een afgesloten ruimte
Absolute druk in ruimte = luchtdruk + overdruk ruimte

Slide 8 - Tekstslide

Lagedrukgebied
Lagedrukgebied:
Lagedrukgebied, of depressie, is een gebied waar de luchtdruk lager is dan de druk in het gebied er omheen
Welk weer hierbij?
Meestal onrustig weer, veel wind, veel neerslag

Slide 9 - Tekstslide

Hogedrukgebied
Hogedrukgebied:
Gebied waarin de luchtdruk hoger is dan in het gebied er omheen
Welk weer hierbij?
Meestal rustig weer, zonnig

Slide 10 - Tekstslide

Dauwpunt
Er is altijd water aanwezig in de lucht. Niet zichtbaar --> waterdamp, wel zichtbaar --> kleine waterdruppeltjes
Dauwpunt --> maximale hoeveelheid waterdamp in gram in lucht kan zitten per kubieke meter lucht. 
Koudere lucht minder waterdamp. 
Lucht die afkoelt geeft vaak mist, dauw of rijp

Slide 11 - Tekstslide

Wolken
Warme lucht stijgt --> komt bij een temperatuur waarvoor teveel waterdamp in de lucht
Waterdamp condenseerd en vormt kleine waterdruppels
Bij verder stijgen worden druppels te groot en te zwaar
Vallen dan als regen of hagel naar beneden (afhankelijk van de temperatuur)

Slide 12 - Tekstslide

Het kookpunt van water (100 graden Celsius) en het smeltpunt van ijs (o graden Celsius) worden gebruikt als ijkpunten bij...?
A
Thermometers die koorts kunnen meten
B
Thermometers die in Kelvin aangeven
C
Thermometers die in graden Celsius aangeven
D
Thermometers die kamertemperatuur meten

Slide 13 - Quizvraag

Aan de grond is de luchtdruk 1000 mbar. Hoe groot is de luchtdruk op een hoogte van 10 km
A
Tussen 0 mbar en 1000 mbar
B
Ook 1000 mbar
C
Groter dan 1000 mbar

Slide 14 - Quizvraag

In Moskou blijken de barometers 's ochtends ineens erg sterk te dalen. Van 1020 mbar gaat de luchtdruk naar 940 mbar. Wat gaat er gebeuren?
A
Het kleine beetje wolken verdwijnt, het wordt een stralende middag
B
Slecht weer op komst, reken op wind en veel regen
C
De temperatuur gaat veranderen, het wordt kouder dan 6 graden Celsius

Slide 15 - Quizvraag


In de figuur zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer. De luchtdruk is aan het stijgen.
Beweegt de bovenkant van het doosje omhoog of naar beneden?
A
omhoog
B
naar beneden

Slide 16 - Quizvraag


In de figuur zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer. De luchtdruk is aan het stijgen.
Beweegt de wijzer W naar links of naar rechts?
A
naar links
B
naar rechts

Slide 17 - Quizvraag

Als het drukgebied van laag naar hoog gaat dan...?
A
wordt het warmer
B
gaat het regenen
C
wordt het kouder
D
is er veel wind

Slide 18 - Quizvraag

Hoog in de bergen is de luchtdruk ...?
A
Hoger
B
Lager
C
Hetzelfde
D
1 Bar

Slide 19 - Quizvraag

Als de overdruk 2 bar is, wat is dan de absolute druk op zeeniveau?
A
2
B
3
C
1
D
0

Slide 20 - Quizvraag

Een bimetaal bestaat uit ijzer en aluminium. Aluminium zet bij verwarming meer uit dan ijzer.
Het bimetaal wordt afgekoeld.
In welke tekening is juist aangegeven hoe het bimetaal zal kromtrekken?
A
A
B
B
C
Zowel A als B mogelijk

Slide 21 - Quizvraag

Welke thermometer heeft het grootste meetbereik?
A
Koortsthermometer
B
Buitenthermometer
C
Beiden hebben een even groot meetbereik

Slide 22 - Quizvraag

Wat moet er op de plaats staan van nummer 4?
A
Smelten
B
Stollen
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noem je de fase-overgang waarbij je een waas (druppels) op de ruit ziet als je uitademt/hijgt tegen een koude ruit?
A
Verdampen
B
Stollen
C
Rijpen
D
Condenseren

Slide 24 - Quizvraag

Welk onderdeel van het hoofdstuk gaat goed?

Slide 25 - Open vraag

Welk onderdeel van het hoofdstuk heeft extra aandacht nodig?

Slide 26 - Open vraag