Duits H2

Wiederholung der Grammatik und Wörterliste  
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung der Grammatik und Wörterliste  

Slide 1 - Tekstslide

Aufgabe 10
volg de lijnen om de juiste vertaling te vinden en schrijf ze op:
1. ich bin                2. du bist                      3. er ist                         4. sie ist                          5. es ist                   6. wir sind                     7. ihr seid                   8.sie sind                               9. Sie sind

Slide 2 - Tekstslide

Aufgabe 12
übersetze und ergänze die richtige Form:
1. ich bin                 2. wir sind                   3. seid ihr                     4. ist            5. bist du 6. sind Sie                    7. sie ist                8. er ist


Slide 3 - Tekstslide

Wat kan je vertellen over het werkwoord 'sein'?

Slide 4 - Woordweb

sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein

Slide 5 - Sleepvraag

Maak van de volgende zin een vraagzin:
er ist elf Jahre alt.

Slide 6 - Open vraag

Maak van de volgende zin een vraagzin:
Mein Bruder ist lieb.

Slide 7 - Open vraag

Maak van de volgende zin een vraagzin:
Wir sind dreizehn Jahre alt.

Slide 8 - Open vraag

Maak van de volgende zin een vraagzin:
Ich bin müde.

Slide 9 - Open vraag

Maak van de volgende zin een vraagzin:
Sie sind in Deutschland.

Slide 10 - Open vraag

Wat gebeurd er met de zin zodra je er een vraagzin van maakt?

Slide 11 - Woordweb

vraagzin
Ik ben aardig - Ich bin nett
ben ik aardig? - Bin ich nett?
Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord verwisselen van plek... NET ZOALS IN HET NEDERLANDS

Slide 12 - Tekstslide

Waar staat het persoonlijk voornaamwoord in de zin als je een vraagzin hebt?
eerst persoonlijk voornaamwoord, dan werkwoord
eerst het werkwoord, dan persoonlijk voornaamwoord

Slide 13 - Poll

ich ___________ Tim
A
ist
B
ben
C
bin
D
bien

Slide 14 - Quizvraag

__________ Kim in der Schweiz?
A
sind
B
ist
C
sein
D
seid

Slide 15 - Quizvraag

________ er mit seinem Freund?
A
sind
B
ist
C
seid
D
is

Slide 16 - Quizvraag

Mein Vater ________ 39 Jahre alt
A
ist
B
bin
C
sein
D
seid

Slide 17 - Quizvraag

du _________ in Berlin
A
bin
B
ist
C
seid
D
bist

Slide 18 - Quizvraag

Ihr _________ Geschwister
A
sein
B
ist
C
seid
D
bist

Slide 19 - Quizvraag

vertalen:
de naam

Slide 20 - Open vraag

vertalen:
de jaren

Slide 21 - Open vraag

vertalen:
wonen

Slide 22 - Open vraag

vertalen:
nederland

Slide 23 - Open vraag

vertalen:
het adres

Slide 24 - Open vraag

vertalen:
het e-mailadres

Slide 25 - Open vraag

vertalen:
twaalf

Slide 26 - Open vraag

vertalen:
zestien

Slide 27 - Open vraag

vertalen:
het telefoonnummer

Slide 28 - Open vraag

vertalen:
zwitserland

Slide 29 - Open vraag

Probeer jezelf voor te stellen met behulp van het werkwoord 'sein' en de getallen.
Vertel jouw naam en leeftijd.

Slide 30 - Woordweb

Hoe goed ken jij nu de woorden uit de woordenlijst (die tot nu toe zijn geleerd)
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Hoe goed ken jij nu het werkwoord 'sein'
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Ik begrijp de grammatica...
Heel goed. Ik hoef niet meer extra te oefenen.
Goed, maar herhaling en oefenmateriaal is fijn.
nog niet goed. Ik wil meer oefenen

Slide 33 - Poll

Slide 34 - Tekstslide