M&Z - Hoofdstuk 3

MENS EN ZORG H3
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

MENS EN ZORG H3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verbale en non-verbale communicatie
Verbale communicatie:
Gesproken woord
Geschreven woord

Non verbale communicatie:
Lichaamshouding
Gezichtsuitdrukking 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ACTIEF LUISTEREN
= BETROKKEN ZIJN

  • laat je niet afleiden
  • maak oogcontact
  • knikje, 'mimiek'
  • luistergeluiden [hmm]
  • laat de ander laten uitpraten
  • samenvatten / doorvragen
  • let op non-verbale signalen; lichaamstaal




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open en gesloten vragen
  • Een gesloten vraag heeft altijd beperkte antwoordmogelijkheden. 
       Wil je nu boodschappen gaan doen? Het antwoord is: ja of nee.

  • Bij een open vraag kan de ander allerlei antwoorden gegeven. Je krijgt hierdoor meer informatie van de ander (dan bij een gesloten vraag).
      Een open vraag begin je met : wie, wat, waarom, waar, hoe?
     Waarom wil je nu geen boodschappen gaan doen?


















Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bejegening
Letterlijk betekent bejegening: 
"de manier waarop iemand zich tegenover iemand anders gedraagt. In de zorg hebben we het dan over de wijze waarop een zorgverlener een zorgvrager benadert. Verpleegkunde is mensenwerk". 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden (blz. 170)
Een waarde: dat wat jij belangrijk vindt in het leven en de keuzes die je daarin maakt. Bijvoorbeeld: eerlijkheid

Een norm: regels over hoe je je hoort te gedragen. Bijvoorbeeld: niet liegen of stelen.
   
                                                       Bij elke waarde hoort een norm.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je de waarde nastreeft dan gedraag je je op een bepaalde manier. Dat noemen we dan de norm, bijvoorbeeld:

Waarde = hulpvaardigheid
Norm = anderen helpen

Waarde = vriendelijkheid
Norm = aardig zijn


Slide 9 - Tekstslide

Er kunnen meerdere normen (gedragsregels) worden toegeschreven aan een bepaalde waarde.  
Voorbeeld beleefdheid -> 
1 . Als iemand je helpt met iets, bedank je die persoon. 
2. Als er oudere mensen in de trein instappen sta je voor diegene op. Enzovoort
Empathie

Empathie betekent, dat je je kunt verplaatsen in de gevoelens van een ander

(inlevingsvermogen)


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is assertief gedrag?
Assertief gedrag is opkomen voor jezelf op een respectvolle manier, waarbij je je eigen mening en gevoelens uitdrukt zonder anderen te schaden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback geven
  • Zet 3 positieve punten tegenover een verbeterpunt

  • Praat vanuit je zelf

  • Bij positieve feedback kunnen ook verbeterpunten gemeld worden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback geven

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback ontvangen
1. interpreteer feedback niet als aanval op jou als persoon
2. schiet niet in de verdediging
3. probeer feedback te begrijpen
4. beoordeel de feedback
5. doe iets met de feedback
6. toon waardering voor de feedback

Slide 14 - Tekstslide

t krijgen van feedback stelt je in staat meer over jezelf te weten te komen en biedt je de
gelegenheid bepaald gedrag/prestatie te veranderen.
1. Interpreteer feedback niet als een aanval op jou als persoon. Ga ervan uit dat iemand je iets wil
vertellen over een aspect van jouw werk of gedrag. Dat zegt niets over jouw waarde alsmens.
2. Schiet niet in de verdediging! Luister naar wat de ander te zeggen heeft, je kan er wat van leren.
Luisteren betekent nog niet dat je het ermee eens bent, maar wel dat je er serieus over nadenkt.
Of je er iets mee doet, is aan jou.
3. Probeer de feedback te begrijpen. Vraag door tot je weet wat er wordt bedoeld.
4. Beoordeel de feedback. Jij bepaalt zelf wat je met de gegeven informatie doet. Vraag je af of je
het commentaar positief of negatief vindt, terecht of onterecht. Herken je de feedback? Heb je
soortgelijk commentaar eerder gehad?
5. Doe iets met de feedback. Besluit wat je met het commentaar gaat doen.
6. Toon waardering voor de feedback. De ander geeft je feedback om je te helpen, iets te leren of
te verbeteren, of om waardering te tonen voor jouw werk.
Als je erg uit het veld geslagen bent of later tot de ontdekking komt dat de persoon gelijk
had, kom er dan nog eens op terug.