In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Welk gebied is het droogst?
A
Savanne
B
Steppe
C
Tropisch Regenwoud
Slide 1 - Quizvraag
Landschappen
van nat naar droog
Tropisch Savanne Steppe Woestijn
Slide 2 - Tekstslide
A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Zeeklimaat
D
Poolklimaat
Slide 3 - Quizvraag
A
Woestijn
B
Savanne
C
Steppe
D
Tropisch
Slide 4 - Quizvraag
A
toendra
B
woestijn
C
steppe
D
zeeklimaat
Slide 5 - Quizvraag
Welk klimaat ?
A
toendraklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat
Slide 6 - Quizvraag
Waardoor worden de seizoenen op aarde veroorzaakt?
A
Schuine stand van de aardas
B
Verandering in zonne-activiteit
C
Door het verschil in begroeiing
D
Door de afstand tot de zon
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Op 21 december schijnt de zon loodrecht op de _______. Het is dan zomer op het _______ halfrond.
A
Steenbokskeerkring / Zuidelijk
B
Steenbokskeerkring / Noordelijk
C
Kreeftskeerkring / Zuidelijk
D
Kreeftskeerkring / Noordelijk
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Het klimaat is het gemiddelde weer gemeten over een periode van ...
A
10 jaar
B
20 jaar
C
30 jaar
D
40 jaar
Slide 11 - Quizvraag
Hoe verder van de evenaar, hoe _________ het wordt.
A
kouder
B
warmer
C
natter
D
droger
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Rosa beklimt een berg. In het dal op 500 meter hoogte is het 20 graden Celsius. Rosa bevindt zich op 2000 meter hoogte. Wat is de temperatuur bij Rosa ongeveer?
A
11 graden Celsius
B
16 graden Celsius
C
20 graden Celsius
D
29 graden Celsius
Slide 14 - Quizvraag
Regel: 1000 meter omhoog =
6 graden Celsius omlaag
Uitwerking voorbeeld Rosa
Verschil in hoogte = 2000 - 500 = 1500 meter
1500 meter hoger = 9 graden Celsius lager
20 - 9 = 11 graden Celsius
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Lesdoelen
Je weet dat water in verschillende vormen voor kan komen en dat het in een kringloop rondgaat.
Je kunt de korte en de lange waterkringloop uit leggen met de bijbehorende begrippen.
Je begrijpt hoe stuwingsregen, stijgingsregen en frontale regen ontstaan.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Kringloop van water
Waterkingloop = het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag, grondwater en rivieren weer terug naar zee stroomt.
Slide 20 - Tekstslide
Korte waterkringloop:
Het water verdampt, vormt zich tot een wolk (condenseren). Daarna regent die weer leeg in zee.
Lange waterkringloop:
Het water verdampt, vormt zich tot een wolk (condenseren). Door de wind wordt de wolk verplaatst tot aan deze bergen, hier valt het in de vorm van sneeuw/hagel op de bergen. Door het smelten van de sneeuw, komt het water via de rivieren of grondwater terug bij de zee. (Duurt lang!)
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht
Schrijf alle woorden op die bij het "oppervlaktewater" horen.
Leg dat uit.
Slide 22 - Tekstslide
Opdracht
Gebruik de tekst en de afbeelding van de waterkringloop.
Zet de zinnen in de juiste volgorde door er nummers voor te zetten.
De eerste zin is al voorgedaan.
Slide 23 - Tekstslide
soorten neerslag
Neerslag ontstaat vaak omdat wolken moeten stijgen, hierbij horen drie situaties:
Warme lucht stijgt op. Hoe hoger, hoe kouder. De waterdamp gaat condenseren, waardoor er stijgingsregens ontstaan.
Wanneer de lucht tegen een berg waait, wordt de lucht gedwongen om op te stijgen, koelt af en condenseert. Hierdoor ontstaan: stuwingsregens.
Op de breedte waar Nederland ligt, botst warme lucht tegen koude lucht vanuit de polen, door die botsen wordt de warme lucht gedwongen op te stijgen. Met als gevolg dat er rond Nederland vaak frontale regen is.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht
Gebruik de onderstaande woorden om de lange kringloop van water te omschrijven.