v1_3.4

Welk gebied is het droogst?
A
Savanne
B
Steppe
C
Tropisch Regenwoud
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welk gebied is het droogst?
A
Savanne
B
Steppe
C
Tropisch Regenwoud

Slide 1 - Quizvraag

Landschappen 
van nat naar droog
Tropisch            Savanne             Steppe             Woestijn    

Slide 2 - Tekstslide


A
Tropisch klimaat
B
Droog klimaat
C
Zeeklimaat
D
Poolklimaat

Slide 3 - Quizvraag


A
Woestijn
B
Savanne
C
Steppe
D
Tropisch

Slide 4 - Quizvraag


A
toendra
B
woestijn
C
steppe
D
zeeklimaat

Slide 5 - Quizvraag

Welk klimaat ?
A
toendraklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
savanneklimaat
D
landklimaat

Slide 6 - Quizvraag

Waardoor worden de seizoenen op aarde veroorzaakt?
A
Schuine stand van de aardas
B
Verandering in zonne-activiteit
C
Door het verschil in begroeiing
D
Door de afstand tot de zon

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Op 21 december schijnt de zon loodrecht op de _______. Het is dan zomer op het _______ halfrond.
A
Steenbokskeerkring / Zuidelijk
B
Steenbokskeerkring / Noordelijk
C
Kreeftskeerkring / Zuidelijk
D
Kreeftskeerkring / Noordelijk

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Het klimaat is het gemiddelde weer gemeten over een periode van ...
A
10 jaar
B
20 jaar
C
30 jaar
D
40 jaar

Slide 11 - Quizvraag

Hoe verder van de evenaar,
hoe _________ het wordt.
A
kouder
B
warmer
C
natter
D
droger

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Rosa beklimt een berg. In het dal op 500 meter hoogte is het 20 graden Celsius. Rosa bevindt zich op 2000 meter hoogte.
Wat is de temperatuur bij Rosa ongeveer?
A
11 graden Celsius
B
16 graden Celsius
C
20 graden Celsius
D
29 graden Celsius

Slide 14 - Quizvraag

Regel: 1000 meter omhoog = 
6 graden Celsius omlaag

Uitwerking voorbeeld Rosa
 
Verschil in hoogte = 2000 - 500 = 1500 meter
1500 meter hoger = 9 graden Celsius lager

20 - 9 = 11 graden Celsius

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Lesdoelen

  • Je weet dat water in verschillende vormen voor kan komen en dat het in een kringloop rondgaat.
  • Je kunt de korte en de lange waterkringloop uit leggen met de bijbehorende begrippen.
  • Je begrijpt hoe stuwingsregen, stijgingsregen en frontale regen ontstaan.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Kringloop van water
Waterkingloop = het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag, grondwater en rivieren weer terug naar zee stroomt.

Slide 20 - Tekstslide

Korte waterkringloop:
Het water verdampt, vormt zich tot een wolk (condenseren). Daarna regent die weer leeg in zee.
Lange waterkringloop:
Het water verdampt, vormt zich tot een wolk (condenseren). Door de wind wordt de wolk verplaatst tot aan deze bergen, hier valt het in de vorm van sneeuw/hagel op de bergen. Door het smelten van de sneeuw, komt het water via de rivieren of grondwater terug bij de zee. (Duurt lang!)

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 
Schrijf alle woorden op die bij het "oppervlaktewater" horen.

Leg dat uit.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 
Gebruik de tekst en de afbeelding van de waterkringloop. 

Zet de zinnen in de juiste volgorde door er nummers voor te zetten. 

De eerste zin is al voorgedaan.

Slide 23 - Tekstslide

soorten neerslag
Neerslag ontstaat vaak omdat wolken moeten stijgen, hierbij horen drie situaties:
  1. Warme lucht stijgt op. Hoe hoger, hoe kouder. De waterdamp gaat condenseren, waardoor er stijgingsregens ontstaan.
  2. Wanneer de lucht tegen een berg waait, wordt de lucht gedwongen om op te stijgen, koelt af en condenseert. Hierdoor ontstaan: stuwingsregens
  3. Op de breedte waar Nederland ligt, botst warme lucht tegen koude lucht vanuit de polen, door die botsen wordt de warme lucht gedwongen op te stijgen. Met als gevolg dat er rond Nederland vaak frontale regen is.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 
Gebruik de onderstaande woorden om de lange kringloop van water te omschrijven. 

Je mag hier ook een tekening maken.

Rivieren - wolken - grondwater - verdamping - regen - sneeuw.

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat? - Verder werken aan PO klimaatboekje
Hoe? - Ga naast de persoon zitten waar je samen mee werkt. Jullie mogen overleggen op fluistertoon
Steek je vinger op als je een vraag hebt. 
Hoe lang? - Tot 14.50 uur

Slide 27 - Tekstslide