e&o 4.4 + 4.5
kostprijs en break-evenpoint
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
kostprijs en break-evenpoint
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Uitleg 4.4 + 4.5
- 3 formules
- Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Werkblad
- 3 formules
- 3 oefenopgaves
Slide 3 - Tekstslide
4.4 constante kosten per artikel
- Kosten die niet stijgen of dalen als je meer of minder produceert.
- Bijv. Huur en personeelskosten
- Doorberekend in de prijs
Slide 4 - Tekstslide
4.4 constante kosten per artikel
- Je weet niet hoeveel je gaat artikelen je gaat produceren
- gemiddelde productie = normale productie
constante kosten per artikel = totale constante kosten = C
normale productie N
-
−
−
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeeld
De constante kosten van de sierraden winkel van Marijke zijn €60.000 per jaar. Marijke maakt per jaar gemiddeld 120.000 sierraden. Marijke wilt weten wat de constante kosten zijn per sieraad bij een normale productie.
constante kosten per art. = =
−
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
De constante kosten van de sierraden winkel van Marijke zijn €60.000 per jaar. Marijke maakt per jaar gemiddeld 120.000 sierraden. Marijke wilt weten wat de constante kosten zijn per sieraad bij een normale productie.
60.000
constante kosten per art. = = 0,50
120.000
−
Slide 7 - Tekstslide
4.4 variabele kosten per artikel
- Kosten die niet gelijk blijven. Stijgen bij meer productie, dalen bij minder productie
- Bijv. grondstofkosten, inkoopwaarde van de afzet, vrachtkosten
Slide 8 - Tekstslide
4.4 variabele kosten per artikel
- Wat je op dat moment precies produceer. = werkelijke productie
Variabele kosten per artikel = totale variabele kosten = V
werkelijke productie W
−
−
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld
In de maand van Sinterklaas en Kerst maakt Marijke meer sieraden dan normaal. Zij heeft dan extra personeel nodig, plus zij gebruikt meer grondstoffen en energie. Het afgelopen jaar bedroegen de variabele kosten in totaal €50.000. De productie bestond niet uit 120.000 sieraden, maar 150.000 sieraden. Er is dus 30.000 sieraden meer geproduceerd.
variabele kosten per artikel. = =
−
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld
In de maand van Sinterklaas en Kerst maakt Marijke meer sieraden dan normaal. Zij heeft dan extra personeel nodig, plus zij gebruikt meer grondstoffen en energie. Het afgelopen jaar bedroegen de variabele kosten in totaal €50.000. De productie bestond niet uit 120.000 sieraden, maar 150.000 sieraden. Er is dus 30.000 sieraden meer geproduceerd.
50.000
variabele kosten per artikel. = = 0,33
150.000
−
Slide 11 - Tekstslide
4.5 Break-even point
- winst -> alle kosten eruit zijn. Genoeg verkocht
- Deze afzet = bedrijfsminimum = break- even point.
- geen winst en geen verlies + constante en variabele kosten terug verdiend
constante kosten
break-even point =
verkoopprijs per art. - variabele kosten per art.
−
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeld
In Max zijn bedrijf worden stoelen gemaakt. Max wil weten hoeveel stoelen hij moet verkopen om in elk geval de kosten te verdienen.
De constante kosten zijn €450.000
De verkoopprijs per stoel is €350
De variabele kosten per stoel zijn €50
variabele kosten per artikel. = =
−
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld
In Max zijn bedrijf worden stoelen gemaakt. Max wil weten hoeveel stoelen hij moet verkopen om in elk geval de kosten te verdienen.
De constante kosten zijn €450.000
De verkoopprijs per stoel is €350
De variabele kosten per stoel zijn €50
450.000
variabele kosten per artikel. = = 1500 stoelen
(350 - 50)
−
Slide 14 - Tekstslide
Checkvraag
Wat is de formule van de constante kosten per artikel?
Wat is de formule van de variabele kosten per artikel?
Wat is de formule van break-evenpoint?
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag
Maak van 4.4 : opgave 1 + 2A + 3 + 5
Maak van 4.5: opgave 1 t/m 4
