Antwoorden examen 2022 1e tijdvak

       Examen 2022 eerste tijdvak
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

       Examen 2022 eerste tijdvak

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

1. 

2. Wat is de vraag?
Wat moet je nu berekenen?
       
 Hoe krijg je een antwoord op
de vraag?
1
Wanneer wilde ze het eerst kopen?
2
Wanneer gaan ze dan consumeren?
3
Als de inflatie hoger is dan de rente wat gebeurd er dan.
1. huidige
2. de toekomst
3. koopkracht
Hoeveel winst hebben ze gemaakt met het kopen van de aandelen.
Hoeveel aandelen hebben ze van het spaargeld kunnen kopen?
Hoeveel  euro winst per aandeel?
Hoeveel aandelen hebben ze gekocht?
Hoeveel winst hebben ze dan?
€ 5000 / € 10 = 500 aandelen
Winst per aandeel € 12 - € 10 = € 2
500 X € 2 = € 1.000

Slide 3 - Tekstslide

3. Een echte leervraag. Boek bladzijde 110
4. Wat staat er in de bijlage?





Dividend.
Een zonnepaneel levert maar 90% op.
Hoeveel kWh levert dan 1 zonnepaneel op?
opbrengt per zonnepaneel 270/100 X 90 = 243 kWh
2.673 kWh / 243 kWh = 11 panelen

Slide 4 - Tekstslide

5. Er staat dat de prijs € 0,19 per kWh is en dat ze 2.673 kWh verbruiken. Hoeveel besparen ze dan?
6. Denk even logisch na, wanneer besparen ze geld door de zonnepanelen?
7. Wat is salderen?
€ 0,19 X 2.673 = € 507,87
Als het salderen stopt, krijgen ze de stroom van de zomer niet meer verrekend. Dat betekend dat ze op jaarbasis meer gaan betalen.
De stroom die in de zomer teruggelevert wordt, wordt op jaarbasis verrekend met de stroom die je in de winter meer afneemt.
Wat is dan het gevolg voor de familie.

Slide 5 - Tekstslide

8. Als je het niet meer weet bekijk de video.
Arbeids-en kapitaalintensief blz 76 in het boek.


9. Ezelsbruggetje A=B en V=W
1. kapitaalintensief
2. een monopolie
3. homogeen
4. moeilijk
Aanbod = Beroepsbevolking
Vraag = Werkgelegenheid
Op een krappe arbeidsmarkt is de vraag naar arbeid groter dan het aanbod van arbeid. Dat betekent dat bedrijven moeilijk aan personeel kunnen komen. Hierdoor laten bedrijven de lonen stijgen om toch aan personeel te komen. De loonkosten stijgen dan.

Slide 6 - Tekstslide

10. Door de
informatie-
bron goed te
bekijken kom je
het antwoord te weten. Wat valt je op?
11. Waarom stijgt de winst als het bedrijf afvalstoffen gaat gebruiken? Wat hoeven ze dan niet te doen?
Indexcijfer loonkosten steeds hoger dan de omvang van de productie.
Wat moet er dan met de indexcijfers van de productie moeten gebeuren?
B
Hergebruik kan er voor zorgen dat de kostprijs omlaag gaat, je hoeft geen duurdere grondstoffen in te kopen.

Slide 7 - Tekstslide

12. Woordenboek!!!!!
Wat is negatief? Wat is extern? Wat is effect?


13. Lees hier eerst goed wat de vraag is. Boek bladzijden 208 en 209.
Wat is een slecht, voor buiten het bedrijf gevolg van de chipproductie?
Milieuvervuiling
Grondstoffen die nodig zijn bij de productie raken op
Ze hebben het in de opdracht over het transport maar de vraag is waarom mensen in andere EU landen mogen wonen en werken.
C

Slide 8 - Tekstslide

14. Gebruik de teksten boven opdracht 13. Wat kom je te weten?          Wat is dan het voordeel voor de Nederlandse werknemers?
15. Wat moet je berekenen?
16. EU en EMU, weet je het niet meer bekijk dan het filmpje op de vorige slide. EMU boek bladzijde 210.
De Poolse werknemers gaan in Nederland hetzelfde verdienen als Nederlandse werknemers. De Nederlandse werknemers hebben nu meer kans om de baan te krijgen.
De landen van de EMU hebben de euro als wettig betaalmiddel en Polen niet.
Wat moet je berekenen?
Hoeveel is 100%
15% is 13.350
13.350 / 15 X 100 = 89.000 werknemers

Slide 9 - Tekstslide

17. Let op, bij goederen weten 
jullie wat export en import is.
Bij diensten vinden jullie dit lastig.
TIP: KIJK NAAR DE GELDSTROOM.
18. 
19. Lees de vraag heel goed!
20. Leervraag 
D
1
Als je product duurder wordt verbetert of verslechtert je concurrentiepositie dan?
2
Als je duurder wordt verandert dan je exporthoeveelheid of je mporthoeveelheid?
1. verslechtert
2. exporthoeveelheid
De woorden doorberekend en berekent willen je op het verkeerde been zetten. Welk antwoord willen ze dan laten geven?
A .CBS
De vraag is berekent de economische gevolgen van de plannen.
Boek bladzijde 144.
B
B

Slide 10 - Tekstslide

21. Dit weet je!!! Ze proberen je alleen maar in verwarring te brengen. Boek bladzijde 107.
22. Welk bedrag van
het loonstrookje
gaat naar de overheid?
        Welke procentsom
                1 DECIMAAL
                 
1. brutoloon
2. nettoloon
Alleen de loonheffing. 
Pensioen gaat niet via de overheid, dat is de AOW en deze zit samen met de loonbelasting in de loonheffing.
(€ 1.650 / € 4.500 ) X100 = 36,7%

Slide 11 - Tekstslide

23. Wat is werkgelegenheid? 
Wat gebeurt er als eerste stap als deze stijgt?
        En dan?

24. Wat is een risico als mensen zelf sparen?
Boek bladzijde 116.
4
F
Dat als ze geld nodig hebben het gespaarde geld gaan gebruiken.
Formuleer nu een antwoord.
De overheid is bang dat als mensen zelf sparen het geld gaan gebruiken als ze geld tekort hebben of iets willen kopen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

25. Weet je het niet meer bekijk
de video of je boek bladzijde 112

26. Wat moet je 
eerst berekenen?
- je bent met meerdere personen dus als een eigenaar ziek is, is er nog een andere eigenaar
- Je kan makkelijk kennis  en verantwoordelijkheid delen.
- je kan bij een faillisement met meerdere mensen de schulden last delen.

2e filmpje
Begint met markt en vraag en aanbod. Ook belangrijke examen stof. Wil je alleen het marktaandeel bekijken dan naar einde van het filmpje gaan.
Afzet
Aantal verkochte producten

Slide 14 - Tekstslide

Je moet eerst de afzet van de totale markt en de afzet van VOF Storm berekenen. Hoe doe je dat?
Nu moet je nog procenten gaan maken.
27. Wat was afzet?
       Waarom is deze
Bij Storm groter?



                    
Omzet delen door de verkoopprijs, dan heb je de afzet, het aantal verkochte producten.
Totale markt € 3.120.000/€ 2.600 = 1.200 grasmaaijers
Storm € 1.998.000/€ 1.200 = 900 grasmaaijers.
900 / 1.200 X 100 = 75%
Aantal verkochte producten.
De gemiddelde prijs bij Storm is lager dan bij de andere verkopers. Hierdoor verkopen ze meer en is de afzet hoger.

Slide 15 - Tekstslide

28. Boek paragraaf 4.2 bladzijde 112 .
 Een echte leervraag
29. Hoeveel aandelen zijn er en
hoeveel dividend uitkering is er?
Hoeveel is de uitkering per aandeel?
Hoeveel krijg je dan als je 280 aandelen hebt?

1. Vennotschapsbelasting
2. Nettowinst
3. Niet
€ 65.000 / 1000 = € 65 X 280 = € 18.200

Slide 16 - Tekstslide

30. Je moet je financiele nadeel noemen voor 1 punt en de verklaring voor het 2e punt.
Welke kosten zouden ze kunnen krijgen als ze gaan verhuren? Wat kan er met de machine gebeuren?
De machines kunnen reperatiekosten nodig hebben, Strom is eigenaar en moet deze betalen.
De inkomsten kunnen onzeker zijn omdat huren tijdelijk is.
Als de machine gekocht wordt hebben ze het geld in een keer, bij huren komt het maar in kleine stukjes binnen.

Slide 17 - Tekstslide

31. 



Weet je het nog met de nullen? Zo niet klik op het vraagteken.
Hoe schrijf je $ 2.264,04 miljard?
Hoe schrijf je 1.324 miljoen?

$ 2.264.040.000.000
1.324.000.000

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel inkomen per hoofd van de wordt verdiend in de landbouw is de vraag.
LET OP: je moet de
 informatiebron gebruiken.
Inkomen uit landbouw  is 15%
Aantal mensen  werkzaam in landbouw is 50%.. Deze bedragen moet je eerst uitrekenen.

Slide 19 - Tekstslide

Nationaal inkomen in landbouw.
Aantal mensen werkzaam in de landbouw
Wat wordt dan het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking werkzaam in de landbouw?
32. Weet je het niet meer bekijk dan de volgende dia.
(€ 2.264.040.000.000 / 100 )X15 =  € 339.606.000.000
(1.324.000.000 /100)X 50 = 662.000.000
$ 339.606.000.000 / 662.000.000 = $ 513
A

Slide 20 - Tekstslide

Vraag & aanbod
1. Vraag naar producten ↓       →      prijs ↓
                                                                                (bij gelijkblijvend aanbod)
2. Vraag naar producten ↑      →      prijs ↑
-----------------------------------------------------------------------
3. Aanbod van producten ↓   →       prijs ↑
                                                                                  (bij gelijkblijvende vraag)
4. Aanbod van producten ↑   →       prijs ↓

Slide 21 - Tekstslide

33. Hoeveel kilo appels moeten ze produceren om de omzet te halen.
Hoeveel liter water is er dan nodig?
Je bent nu nog niet klaar. Wat is de vraag

34. Denk logisch na, dit weet je.
35. Woordenboek, diversiteit.
$ 140.000 / $ 0,50 = 280.000 kg.
280.000 kg X 10 liter  = 2.800.000 liter = 2,8 miljoen liter
De vraag is hoeveel water wordt er bespaard?
Besparing: 13,6 miljoen - 2,8 miljoen = 10,8 miljoen liter
D
Als de oogst van het ene product mislukt heb je nog andere producten om te verkopen.
Groter assortiment, grotere doelgroep, meer verkoop.
Minder vermoeide landbouwgrond en minder landbouw ziekten

Slide 22 - Tekstslide

Inflatie
De prijzen stijgen met 3% en je loon met 2%, wat gebeurd er dan?
Je loon was € 1.550 en wordt € 1.615. Met hoeveel procent is je loon gestegen? Welke procent som? 

Slide 23 - Tekstslide

36. Weet je het niet meer kijk
dan naar de video. 
37. Weer het woordenboek,
Als je het niet weet kan je het
daar vinden. 
38. Met hoeveel procent is Jorgio zijn inkomen gestegen? Welke formule?
1. Inflatie
2. Minder
C
(€ 1.670 - € 1.625) / € 1.625 X 100 = 2,77%

2,77 % - 1,8% = 0,97% stijging van de koopkracht

Slide 24 - Tekstslide

39 Lees goed. Bepaalde
 inkomens groep hetzelfde is.
Dus het kan niet de in de schijven
zitten.
Aan het einde van de belasting berekening gaan de heffingskortingen er van af. Hierbij wordt gekeken naar je persoonlijke omstandigheden.
Kinderkorting, arbeidskorting .

Slide 25 - Tekstslide

40. Koopkracht, stijgt wat gaan mensen dan doen?
41.

42. Waardoor
wordt de lengte van 
de WW uitkering bepaald?  
Mensen gaan meer kopen.
C
D
Op het arbeidsverleden. Wim heeft meer jaren gewerkt. Hij heeft dus langer premie betaalt en langer recht op WW.

Slide 26 - Tekstslide

43. Wat weet je over oudere mensen die werkloos zijn?
44. Precies doen wat er boven de opdracht staat.
45. Dit weet je, denk logisch na.

Worden ze snel aangenomen.
Hoe wordt de ww-uitkering bepaald?
Oudere werknemers zijn langer werkloos omdat ze niet snel worden aangehogere uitkering.nomen.
De ww-uitkering is 70% van het laatst verdiende loon, oudere werknemers hebben een hoger loon en daardoor ook een 
€ 1.982/100X70= € 1.387,40
€ 1.387,40 - € 933,65 = € 453,75
1. verhogen
2. sociale premies

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link