BOL 1 Lesweek 13 (1) Schrijven: 2.4 Verslag & Taalverzorging: 4.3 Verwijzen

Wat staat er deze week op de planning?
Let op: Volgende week twee toetsen:
  1. Eindopdracht 2.4 Verslag opdracht 5 (start dinsdag)
  2. Toets Taalverzorging: 4.1, 4.2, 4.3 en werkwoordspelling (donderdag + afmaken verslag)


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat staat er deze week op de planning?
Let op: Volgende week twee toetsen:
  1. Eindopdracht 2.4 Verslag opdracht 5 (start dinsdag)
  2. Toets Taalverzorging: 4.1, 4.2, 4.3 en werkwoordspelling (donderdag + afmaken verslag)


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus wat gaan we doen?
Herhalen werkwoordspelling
Herhalen signaalwoorden (4.2)
Uitleg Theorie verwijswoorden (4.3) + maken 1, 3, 5 en 7
2.4 verslag: opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb ik daar mijn auto wel goed ......? (parkeren)

A
geparkeert
B
geparkeerd

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

........ jij dat papier even voor me? (verbranden)
A
verbrand
B
verbrandt

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordig ..... hij er vaak. (bidden)
A
bid
B
bidt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ...... huis zal gauw weer worden opgebouwd. (verbranden)

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ....... werk is niet voor niets geweest. (verrichten)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het signaalwoord in deze zin?:
Ik lees elke dag de krant, zodat ik op de hoogte ben.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband geeft ZODAT aan?
(Ik lees de krant elke dag, zodat ik op de hoogte ben.)
A
een reden/argument
B
een tegenstelling
C
een conclusie
D
een oorzaak/gevolg

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is warm buiten, toch heb ik het koud.
Wat is het signaalwoord?
A
is
B
ik
C
heb
D
toch

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband hoort er bij 'het woord: TOCH?

(Het is warm buiten, toch heb ik het koud.)
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een samenvatting
D
een opsomming

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft het koud, omdat hij natgeregend is.
Wat is het signaalwoord?
A
Hij
B
omdat
C
nat
D
geregend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband hoort er bij het woord: omdat?

(Hij heeft het koud, omdat hij natgeregend is.)
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een reden
D
een opsomming

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren 4.3 Verwijzen
Om je tekst niet saai te maken, gebruik je niet telkens hetzelfde woord. Je gebruikt VERWIJSWOORDEN ter afwisseling.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven 2.4 Verslag
Extra uitleg EEN VERSLAG SCHRIJVEN

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vis
Kop
Romp
Staart
De indeling van het verslag.

Slide 22 - Tekstslide

De vis: de titel in de bovenste vin. Verdeling in kop, lijf en staart.
Wat schrijf je boven je tekst?
A
De inhoud van het verslag
B
De titel
C
Waar het verslag over gaat

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het beste antwoord?
Wat schrijf je in de inleiding?
A
De inhoud van het verslag
B
De titel
C
Waar het verslag over gaat

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het beste antwoord?
Wat schrijf je in de kern (middenstuk)?
A
De inhoud van je verslag
B
Een herhaling van de inleiding
C
Wat de lezer kan verwachten

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat schrijf je in het slot?
A
Nieuwe informatie geven
B
Korte samenvatting
C
Vertellen wat de lezer kan verwachten

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu hoe ik een verslag
moet schrijven
๐Ÿ˜’๐Ÿ™๐Ÿ˜๐Ÿ™‚๐Ÿ˜ƒ

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Taalverzorging: 4.3 Verwijswoorden + maken 1, 3, 5 en 7
Schrijven 2.4 Verslag: opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies