Trede 16 Lezen les 1

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Uitleg over komende lessen
- Werkdoel 'woorden en formuleringen'
- Zelfstandig werken + vragen stellen
- Geef door welk boek je wilt lezen voor boekopdracht 3 (zie Classroom)
- Afsluiten




Slide 2 - Tekstslide

Komende lessen 
Theorie opdrachten (in Lesson Up)
Portal opdrachten

Tijdens de lessen op school krijg je theorie uitleg en kun je aan de slag met de theorie vragen (en eventueel Portal)
Tijdens de online lessen kun je zelfstandig aan de slag met de theorievragen en Portalopdrachten. Schrijf vragen op die je hebt aan mij.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen rood week 9
Je legt de bedoeling uit van zinnen en/of stukjes tekst.

Je herkent de deelonderwerpen: voor- en nadelen.

Je noemt de hoofdgedachte van een tekst.
Je onderscheidt de hoofdzaken van de bijzaken.
Je vat een tekst samen.

Slide 4 - Tekstslide

Je legt de bedoeling uit van zinnen en/of stukjes tekst.
Wat als je niet weet wat een schrijver bedoelt met een woord en/of zin? 

Het antwoord hierop kun je vinden in de Portal --> Trede 16 --> Woorden en formuleringen --> Wat wordt er met deze formulering bedoeld?


Slide 5 - Tekstslide

Je legt de bedoeling uit van zinnen en/of stukjes tekst.
Wat voor bedoelingen kan een schrijver met zijn tekst hebben?
Wat zijn deelonderwerpen?
Welke indeling heeft een tekst?

Het antwoord hierop kun je vinden in de Portal --> Trede 16 --> Woorden en formuleringen --> Wat wordt er met dit tekstgedeelte bedoeld?

Slide 6 - Tekstslide

Je herkent de deelonderwerpen: voor- en nadelen.
Hoe is een tekst met een voor- en nadelenstructuur opgebouwd?
Welk tekstverband hoort bij de volgende signaalwoorden: en, ook, verder, ten eerste, ten tweede?
Welk tekstverband hoort bij de volgende signaalwoorden: daarentegen, daar staat tegenover, maar en toch?
Noem een paar signaalwoorden die horen bij een samenvattend verband?

Je kunt de antwoorden vinden in het werkdoel 'Wat wordt er geschreven?'

Slide 7 - Tekstslide

Je noemt de hoofdgedachte van een tekst.
Je onderscheidt de hoofdzaken van de bijzaken.
Je vat een tekst samen.
Leg uit wat een onderwerp is (van een tekst).
Met welke tips kun je het onderwerp makkelijk vinden?
Leg uit wat een hoofdgedachte is (van een tekst).
Met welke tips kun je de hoofdgedachte makkelijk vinden?
Wat zijn hoofdzaken?
Wat zijn bijzaken?
Waar staat meestal de kernzin?

Je kunt de antwoorden vinden in het werkdoel 'Waar? Daar!'

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen wit en blauw 
Je kent de betekenis van de meeste woorden die je tegenkomt.
 
Je achterhaalt de betekenis van onbekende woorden af uit de vorm, samenstelling of de zinnen eromheen.
Je noemt de hoofdgedachte van een tekst.
Je vindt snel informatie in ingewikkelde teksten of schema's. 
Je herkent inleiding, kern en slot.

Je herkent alle structurerende elementen die een tekst bevat.

Slide 9 - Tekstslide

Je kent de betekenis van de meeste woorden die je tegenkomt.

Je achterhaalt de betekenis van onbekende woorden af uit de vorm, samenstelling of de zinnen eromheen.

Wat moet je doen als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt (5 opties)?


Slide 10 - Tekstslide

Je noemt de hoofdgedachte van een tekst.
Leg uit wat een onderwerp is (van een tekst).
Met welke tips kun je het onderwerp makkelijk vinden?
Leg uit wat een hoofdgedachte is (van een tekst).
Met welke tips kun je de hoofdgedachte makkelijk vinden?
Wat zijn hoofdzaken?
Wat zijn bijzaken?
Waar staat meestal de kernzin?

Slide 11 - Tekstslide

Alleen blauw: Je beoordeelt de betrouwbaarheid van informatiebronnen.
Welke vragen stel je jezelf als je kritisch leest?
Waarom is het belangrijk dat je kritisch leert lezen?
Hoe bepaal je of een tekst betrouwbaar is?
Wat is het verschil tussen objectieve en subjectieve informatie?

Slide 12 - Tekstslide

Je vindt snel informatie in ingewikkelde teksten of schema's.
Je herkent inleiding, kern en slot.
Je herkent alle structurerende elementen die een tekst bevat.]
Hoe haal je informatie uit teksten die ingewikkeld zijn?
Welke structurerende elementen  bevat een tekst?
Wat zijn tekstverbanden en signaalwoorden?
Wat heb je eraan om die te (her)kennen?
Benoem alle tekstverbanden die je moet kennen.

Slide 13 - Tekstslide

Rood, wit en blauw
Je maakt de opdrachten van de volgende werkdoelen:
- Woorden en formuleringen
- Wat wordt daar geschreven?
- Waar? Daar!

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting
- Leesboek boekopdracht 3: Vergeet niet op zoek te gaan naar een leesboek. Laat mij weten welk boek je gaat lezen. 

- Hoe vonden jullie deze les? Hoe was het voor de leerlingen thuis en op school? 


Slide 15 - Tekstslide