2B/2G Bijles 2 Sterke werkwoorden met een a en e in de stam

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
met een -a- / -e- in de stam

Slide 2 - Tekstslide

Wat maakt een werkwoord sterk?
Spieren?
Spinazie?                                                                    ..... eh, ...nee!

Slide 3 - Tekstslide

Ook in het Nederlands kennen we sterke werkwoorden:

Sterk worden deze werkwoorden door
een klinkerverandering
in de verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

En in het Duits?
Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits ook

een klinkerverandering
in de tegenwoordige tijd

Slide 5 - Tekstslide

Tot nu toe kende je de zwakke werkwoorden
Die kon je vervoegen met
een ezelsbruggetje

(FE)-E-ST-T-EN-T-EN

Slide 6 - Tekstslide

Hoe zat dat ook alweer?
Eerst de stam van het werkwoord bepalen door
                                       -en eraf te halen

Daarna er de            juiste uitgang        met hulp van het ezelsbruggetje         eraan plakken

Herinner je nog?

Slide 7 - Tekstslide

Ich.... (trinken) gerne Kaffee.

Slide 8 - Open vraag

Anna .......... (kaufen) ein Geschenk
für ihre Mutter.

Slide 9 - Open vraag

Hannes und Anton ..... (warten) vor der Schule auf den Bus.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Wat is er nu anders bij de sterke werkwoorden?

Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen
een klinkerverandering in de stam


Slide 12 - Tekstslide

Wanneer precies?
Hiervoor moet je 3 vragen met 'ja'  kunnen beantwoorden:

1) Is het werkwoord sterk?
2) Is het een vorm met du of er/sie/es?
3) Staat er een     e, a  of au  in de stam van het werkwoord?

ALLEEN dan verandert de klinker in het werkwoord!!

Slide 13 - Tekstslide

Dan is er een klinkerverandering
a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie


Slide 14 - Tekstslide

Let op!
De meeste werkwoorden die
in het Nederlands sterk
zijn, zijn ook
in het Duits sterk!

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
De vertaling van 'hij rijdt'        (rijden = fahren):
1) rijden > reed > sterk werkwoord   V
2) hij = 3e pers. EV = er                           V
3) fahren > stam: fahr                             V
3x 'ja' ->    a > ä   ->    er fährt

Slide 16 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
De vertaling van 'jij komt' ?    (ergens naartoe komen = kommen)

1) komen > kwam > sterk werkwoord                  V
2) jij = 2e pers. EV = du                                                V
3) kommen > stam:  komm                                        X
Niet alle punten 'ja' ->  GEEN klinkerverandering!

Slide 17 - Tekstslide

Er zijn geen regels zonder uitzonderingen:

gehen, stehen
-> 
sterk, maar geen klinkerverandering
                                    (er geht, er steht)
nehmen, geben -> sterk, maar lange e wordt i
                                    (sie nimmt, du gibst)
stoßen -> = stoten, sterk in het D, geen a/e maar wel Umlaut
                                    (du stößt, er stößt)

Slide 18 - Tekstslide

Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden

Slide 19 - Tekstslide

Du ... (fahren = rijden) jeden Tag mit dem Fahrrad zur Schule.

Slide 20 - Open vraag

Mutter ... (schlafen = slapen ) am Wochenende immer aus.

Slide 21 - Open vraag

Du ... (graben) ein Loch im Garten?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Ende
Du hast bist zum
Ende alles
bearbeitet!

SUPER!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide