Starke Verben

Sterke werkwoorden in het Duits
1. Wat zijn sterke werkwoorden?
2. Hoe leer ik ze?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sterke werkwoorden in het Duits
1. Wat zijn sterke werkwoorden?
2. Hoe leer ik ze?

Slide 1 - Tekstslide

Lesopening
1. Onderstreep de Duitse werkwoorden die je tegenkomt. 
2. In welke tijd staan deze werkwoorden?
3. Wat valt je op aan de verschillende manier van het vervoegen van werkwoorden?
BONUS: welk sprookje is het?

Slide 2 - Tekstslide

Schneewittchen
 s war einmal mitten im Winter, und die Schneeflocken fielen wie Federn vom Himmel herab. Da saß eine Königin an einem Fenster, das einen Rahmen von schwarzem Ebenholz hatte, und nähte. Und wie sie so nähte und nach dem Schnee aufblickte, stach sie sich mit der Nadel in den Finger, und es fielen drei Tropfen Blut in den Schnee. 

Slide 3 - Tekstslide

Ook in het Nederlands kennen we sterke werkwoorden:

Sterk worden deze werkwoorden door
een klinkerverandering
in de verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

En in het Duits?
Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits ook

een klinkerverandering
in de tegenwoordige tijd

Slide 5 - Tekstslide

Let op!
De meeste werkwoorden die
in het Nederlands sterk
zijn, zijn ook
in het Duits sterk!

Slide 6 - Tekstslide

Tot nu toe kende je de zwakke werkwoorden
Die kan je vervoegen met
een ezelsbruggetje

Hoe zat dat alweer?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is er nu anders bij de sterke werkwoorden?

Sterke werkwoorden krijgen bij sommige persoonlijke voornaamwoorden
een klinkerverandering in de stam


Slide 8 - Tekstslide

Wanneer precies?
Hiervoor moet je 3 vragen met 'ja'  kunnen beantwoorden:

1) Is het werkwoord sterk?
2) Is het een vorm met du of er/sie/es?
3) Staat er een     a / au / e    in de stam van het werkwoord?

ALLEEN dan verandert de klinker in het werkwoord!!

Slide 9 - Tekstslide

Dan is er een klinkerverandering
a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie


Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
De vertaling van 'hij rijdt'        (rijden = fahren):
1) rijden > reed > sterk werkwoord   
2) hij = 3e pers. EV = er                           
3) fahren > stam: fahr                             

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
De vertaling van 'hij rijdt'      
1) rijden > reed > sterk werkwoord   V
2) hij = 3e pers. EV = er                           V
3) fahren > stam: fahr                             V
3x 'ja' ->    a > ä   ->    er fährt

Slide 12 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
De vertaling van 'jij komt' ?    ( = kommen)

1) komen > kwam 
2) jij 
3) kommen > stam:  

Slide 13 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
De vertaling van 'jij komt' ?    ( = kommen)

1) komen > kwam > STERK                           V
2) jij  = du                                                              V
3) kommen > stam:  komm                           X
Niet alle punten 'ja' ->  GEEN klinkerverandering!
> du kommst

Slide 14 - Tekstslide

En een laatste voorbeeld ...
'Eva helpt'                                         (helpen = helfen)

1)  helpen > hielp > sterk                                         V
2) Eva = zij (3e pers. EV) = sie                                V
3) helfen > stam: helf                                                V
3x 'ja'  -> Klinkerverandering korte e -> Eva hilft

Slide 15 - Tekstslide

Versuche nun selbst ...
die korrekte Form vom Verb
einzugeben.

Slide 16 - Tekstslide

Du ... (helfen) deiner Schwester mit den Hausaufgaben.

Slide 17 - Open vraag

Er ... (rufen = roepen) seinen Vater um Hilfe.

Slide 18 - Open vraag

Mutter ... (sehen = zien) die Show im Fernsehen.

Slide 19 - Open vraag

Voltooid deelwoord 
Zwakke werkwoorden: Ge-stam-t

Sterke werkwoorden: Ge-stam-en 

Slide 20 - Tekstslide

Er zijn geen regels zonder uitzonderingen:

gehen, stehen
-> 
sterk, maar geen klinkerverandering
                                    (er geht, er steht)
nehmen, geben -> sterk, maar lange e wordt i
                                    (sie nimmt, du gibst)
stoßen -> = stoten, sterk in het D, geen a/e maar wel Umlaut
                                    (du stößt, er stößt)

Slide 21 - Tekstslide

Los geht's!
Was? Lese das Märchen noch einmal und mache die Aufgaben.
Fertig? Mache das folgende Aufgabenblatt. 
Hilfe? Schaue die Liste Starke Verben auf Som an. 

Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgabe
Leer de regels voor de sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Leer daarbij ook de werkwoorden die de uitzondering op de regel zijn!

Slide 23 - Tekstslide