K1 SS7 chapter 1 I , Numo/LessonUp, luisteren, herhalen

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welcome ZK1A

• Ga op je plekje zitten
• Doe je jas uit
• Telefoon in het Zakkie 
• Oortjes uit 
• Tas op de grond

PTO1 - Week 6 - lesson 1

Today's mission:

• You can write sentences with pronouns and you can use question words.
• Check homework.

Homework: Stone 2 & 3

Translate the following sentences: 

1. Wat is jouw achternaam? 
2. Waar kom je vandaan? 
3. Ik ben 12 jaar oud. 
4. Hij is lang en heeft bruine ogen
5. Hoe ziet jouw leraar er uit?

1. Hoe spel je jouw naam? 
2. What is your surname?
3. Waar kom je vandaan? 
4. Where are you from?
5. Ik ben twaalf jaar oud. 
6. I am twelve years old. 
7. Hij is lang en heeft bruine ogen.
8. He is tall and has brown eyes. 
9. Hoe ziet jouw leraar er uit?
10. What does your teacher look like?

Homework: 51: talk about the picture

Writing & Grammar 55a - page 76

https://youtu.be/q0hyYWKXF0Q

Writing & Grammar 55b - page 76

Writing & Grammar 56 - page 76 

Personal pronouns

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je? 

Engels gemist: personal pronouns

Personal pronouns

subject pronouns

onderwerpsvorm

I

you

he/she/it

we

you 

they

object pronouns

voorwerpsvorm

• me
• you
• him/her/it
• us
• you 
• them

Personal pronouns: object pronouns

me

you

him

her

it

us

you 

them

• My cat loves me.
• It is nice to meet you.
• She wants to talk to him.
• People like her.
• I like it in blue.
• He shares his lunch with us. 
• It's good to see you all.
• You should meet them. 

Writing & Grammar 57 - page 77

Writing & Grammar 58 - page 78

Interrogative pronouns

Welke vragende voornaamwoorden ken je? 

Interrogative pronouns

vragende voornaamwoorden

Wie

Wat

Waar

Wanneer

Waarom

Welke

Hoe

interrogative pronouns

• Who
• What
• Where
• When
• Why
• Which
• How

Writing & Grammar 59c - page 79

Can you use personal pronouns?

Homework

Do:

Bring your Chromebook!

Study:

- Vocabulary chapter 1 (F, G, H) page 82/83

- Grammar 2 & 3 (personal pronouns & vraagwoorden) page 85

 

PTO 1 - Week 6 - lesson 2

Today's mission:

• LessonUp: klas
• Quizlet oefenen SO
• NUMO Engels

LessonUp

- maak een account aan met je schoolmail

- gebruik je wachtwoord van Magister

- als je al een account hebt, log dan in

link: https://LessonUp.app/invite/group/aorod

Quizlet

- account aanmaken

- link voor klas ZK1A Engels: https://quizlet.com/join/Q3suP7PxJ?i=1fpsvo&x=1rqt

- account aanmaken met email (email van school) en gebruik je wachtwoord van Magister. 

- Geef je account je eigen naam!!!

Numo

- je werkt iedere week 30 minuten aan 'start'. 

- voor de toetsweek, moet je minstens 180 (per periode) gewerkt hebben.

- je moet serieus aan de opdrachten werken

- je krijgt voor je werk een cijfer dat meetelt voor je rapport

Numo

- Magister

- ELO

- Bronnen

- Kennisnet

- Numo

korte schoolnaam: jdw

inlognaam: je leerlingnummer

wachtwoord: j + leerlingnummer

Homework

Do:

Bring your Chromebook!

Neem ook oortjes mee die werken met je Chromebook!!!

Study:

-

 

PTO 1 - Week 6 - lesson 3

Today's mission:

• Luisteren oefenen met Testfox
• Lezen oefenen met British Council

LUISTEREN IN TESTFOX

- Magister

- ELO

- Bronnen

- Kennisnet

- RTTI

- Testfox

Homework

Do:

Bring your Chromebook!

Study:

- Vocabulary chapter 1 (F, G, H) page 82/83

- Grammar 2 & 3 (personal pronouns & vraagwoorden) page 85

 

PTO 1 - Week 6 - lesson 4

Today's mission:

• Grammar revision

Personal pronouns

Personal Pronouns

(persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp)

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I

1. I
2. they
3. we
4. you

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers

1. you
2. we
3. I
4. they

I want to meet ...

1. her
2. she

Subject pronouns

I

you

he

she

it

we

you

they

Objects pronouns

me

you

him

her

it

us

you

them

Subject pronouns

persoonlijk voornaamwoord

(onderwerp)

aan het begin van de zin

meestal voor het werkwoord

Object pronouns

persoonlijk voornaamwoord

(lijdend of meewerkend voorwerp)

meestal aan einde van de zin

altijd na het hoofdwerkwoord

Show your hands so I can see ...

1. they
2. them

Where are my glasses?
You are wearing ...

1. it
2. them

He is buying flowers for Diana, because he is in love with ...

1. her
2. him

Wait for ...! We are going the same way.

1. us
2. them

What's the name of that shop again? I'm afraid I can't remember ...

1. it
2. her

joinmyquiz.com

personal pronouns

question words

joinmyquiz.com

question words

Quizlet

chapter 1, vocabulary theme words H: https://quizlet.com/_bvk8ru?x=1jqt&i=1fpsvo

chapter 1, vocabulary F: https://quizlet.com/_8p71xe?x=1jqt&i=1fpsvo

chapter 1, vocabulary G: https://quizlet.com/_8p726y?x=1jqt&i=1fpsvo

Homework

Do:

Bring your Chromebook!

Study:

volgende les = so

- Vocabulary chapter 1 (F, G, H) page 82/83

- Grammar 2 & 3 (personal pronouns & vraagwoorden) page 85