Les 2 Gemiddelde snelheid

Hoofdstuk 5 paragraaf 1 bewegingen vastleggen
(herhaling)
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 paragraaf 1 bewegingen vastleggen
(herhaling)

Slide 1 - Tekstslide

Een skater springt van een schans. De tijd tussen twee opeenvolgende beelden is 0,15 s.
Hoeveel tijd zit er tussen de eerste en de laatste opname?

Slide 2 - Open vraag

Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.

Op welk moment bewoog de speelgoedeend het snelst?
A
Toen hij beneden was
B
Toen hij boven was
C
Hij bewoog steeds even snel

Slide 3 - Quizvraag

Een skater springt van een schans. Het tijdsverschil tussen de eerste en de laatste opname is 0,6 s.
Hoeveel tijd zit er tussen twee opeenvolgende opnames?

Slide 4 - Open vraag

Van een afstand-tijdtabel kun je een afstand-tijd-diagram maken.

Zet de stappen in de juiste volgorde.
stap 1
stap 2
stap 3
Teken een assenstelsel, met de tijd langs de horizontale as en de afstand langs de verticale as.v
Teken de gegevens uit de tabel als punten in.
Teken een lijn die zo goed mogelijk bij de meetpunten aansluit. Dat kan een rechte of een kromme lijn zijn.


Slide 5 - Sleepvraag

leerdoelen

5.2.1 Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen.

5.2.2 Je kunt snelheid in m/s omrekenen naar km/h.

5.2.3 Je kunt de afstand berekenen die een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt.

5.2.4 Je kunt de reistijd uitrekenen als de afstand en snelheid bekend zijn. (PLUS)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

verschil in snelheid

Slide 8 - Tekstslide

snelheid
De snelheid zegt hoeveel afstand iets aflegt in een bepaalde tijd.

Grootheid : snelheid
eenheid : m/s of km/h

het streepje betekend (/) per
  
dus m/s betekend meter per seconde

Slide 9 - Tekstslide

gemiddelde snelheid

Een voertuig of een mens zal niet altijd precies dezelfde snelheid hebben. 

Het is dan handiger om te werken met de gemiddelde snelheid.



Slide 10 - Tekstslide

driehoekje

Slide 11 - Tekstslide

omrekenen

Slide 12 - Tekstslide

Een auto rijdt 72 kilometer per uur.
Hoe groot is de snelheid in meter per seconde?
Vul alleen het getal (de uitkomst) in.

Slide 13 - Open vraag

Een fietser rijdt 5 m/s.
Hoe groot is de snelheid in kilometer per uur?
Vul alleen het getal (de uitkomst) in.

Slide 14 - Open vraag

Een auto rijdt een afstand van 160 km over de snelweg. De auto doet daar 2 uur over. De auto rijdt de hele tijd even snel.
Hoe groot is de snelheid van de auto?
Vul het antwoord in met daarachter de juiste eenheid (m/s of km/h)
snelheid = afstand : tijd

Slide 15 - Open vraag

afstand
Als je de snelheid en tijd weet kan je de afstand berekenen. 

afstand = gemiddelde snelheid × tijd

Slide 16 - Tekstslide

Patrick rijdt op zijn brommer in 0,3 h van huis naar school. Zijn gemiddelde snelheid is 36 km/h.

Bereken hoe ver Patrick van school woont. Kies het juiste antwoord.
A
0,008 km
B
10,8 km
C
12 km
D
120 km

Slide 17 - Quizvraag

routeplanner



Om de reistijd over één soort weg te berekenen, gebruikt de routeplanner twee gegevens: de afstand die wordt afgelegd en de gemiddelde snelheid op dit soort wegen.

Slide 18 - Tekstslide

Maken
Hoofdstuk 5 paragraaf 1
(boek B)

Opdracht 1 t/m 14
(BLZ 22-27)

Slide 19 - Tekstslide